3 Flikkeringen reducerenN
Als u onder [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [10: Spiegel
opklappen] instelt op [1:Activeren], verandert de instelling
[Antiknipperopname] automatisch in [Uitschakelen].
Als het onderwerp zich tegen een donkere achtergrond bevindt of als er
fel licht in de opname is, worden flikkeringen mogen niet correct
gedetecteerd.
Bij bepaalde soorten verlichting kan de camera de effecten van de
flikkering mogelijk niet verminderen, ook niet wanneer <G> wordt
weergegeven in de zoeker.
Afhankelijk van de lichtbron worden flikkeringen mogelijk niet correct
gedetecteerd.
Als u voor een opname een nieuwe compositie maakt, is <G>
mogelijk afwisselend zichtbaar en niet zichtbaar.
Afhankelijk van de lichtbronnen of opnameomstandigheden wordt
het verwachte resultaat mogelijk niet verkregen, ook niet als u deze
functie gebruikt.
Vooraf testopnamen maken wordt aanbevolen.
Als <G> niet in de zoeker wordt weergegeven, stel dan
[Knipperdetectie] in op [Weergeven] onder [52: Zoekerweergave]
(pag. 81). Als u opnamen maakt met knipperreductie, licht <G>
op. Onder een lichtbron zonder flikkering, of als geen flikkeringen
worden gedetecteerd, wordt <G> niet weergegeven.
Als [Knipperdetectie] is ingesteld op [Weergeven] en
[Antiknipperopname] op [Uitschakelen], veroorzaakt meten onder een
flikkerende lichtbron dat <G> ter waarschuwing in de zoeker gaat
knipperen. [Inschakelen] instellen voordat u opnamen maakt, wordt
aanbevolen.
In de basismodi wordt <G> niet weergegeven, maar worden de
effecten van flikkeringen wel beperkt wanneer u opnamen maakt.
Knipperreductie werkt ook bij gebruik van de flitser. Het verwachte
resultaat wordt echter mogelijk niet verkregen voor draadloos flitsen.
186