N JPEG-beelden bijsnijden
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X> of <Y> <Z>.
Het bijsnijdkader gaat omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
U kunt het bijsnijdkader ook aanraken en naar de gewenste positie
slepen.
De kantelhoek corrigeren
Druk op de knop <B>.
Controleer de kantelhoek met het weergegeven raster en draai aan
het hoofdinstelwiel <5> om de kantelhoek te corrigeren. U kunt de
hoek corrigeren tot ±10° in stappen van 0,1°.
Als u in de linkerbovenhoek van het scherm op [8] of [9] tikt,
wordt de kanteling gecorrigeerd in stappen van 0,5°.
Druk op <0>.
De positie en grootte van het bijsnijdkader kan veranderen, afhankelijk
van de hoek ingesteld voor de kantelcorrectie.
Zodra een bijgesneden opname is opgeslagen, kan deze niet opnieuw
worden bijgesneden. Bovendien kunt u niet het formaat van een
bijgesneden opname wijzigen en kunt u er geen creatief filter op toepassen.
Gegevens over de AF-puntweergave (pag. 388) en stofwisdata
(pag. 341) worden niet toegevoegd aan de bijgesneden opnamen.
398
Bekijk de bijgesneden opname op
4
het volledige scherm.
Druk op de knop <Q>.
U kunt de bijgesneden opname zien.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke weergave, drukt
u nogmaals op de knop <Q>.
Sla de bijgesneden opname op.
5
Druk op <0> en kies [OK] om het
bijgesneden beeld op te slaan.
Controleer de bestemmingsmap en
het beeldbestandsnummer en
selecteer [OK].
Als u nog een opname wilt bijsnijden,
herhaalt u stap 2 t/m 5.