Aangepaste bedieningN
U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen
of hoofdinstelwielen voor een eenvoudigere bediening.
Wanneer het scherm uit stap 3 wordt weergegeven, kunt u de instellingen
voor Aangepaste bediening terugzetten op de standaardinstellingen door op
de knop <L> te drukken. De instellingen voor [14: Aangepaste bediening]
blijft ongewijzigd ook als u [Wis pers. voorkeuze (C.Fn)] selecteert in
[54: Wis instellingen]
Selecteer [Persoonlijke
1
voorkeuze(C.Fn)].
Selecteer op het tabblad [54] de optie
[Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [14: Aangepaste
2
bediening].
Het instelscherm Aangepaste
bediening wordt weergegeven.
Selecteer een cameraknop of
3
instelwiel.
Selecteer een cameraknop of
hoofdinstelwiel en druk vervolgens
op <0>.
De naam van de camerabediening en
de toewijsbare functies worden
weergegeven.
In het diagram aan de linkerkant ziet
u de locatie van de geselecteerde
knop of het geselecteerde instelwiel.
Wijs een functie toe.
4
Selecteer een functie en druk
vervolgens op <0>.
Verlaat de instelling.
5
Wanneer u op <0> drukt om de
instelling af te sluiten, verschijnt het
scherm uit stap 3 weer.
Druk op de knop <M> om de
instelling te sluiten.
409