5.9 Gebruik van ingangen bij aansluiting van meerdere units
Aangesloten unit
Water in olie
Laatste stroom
Isolatieweerstand
Temperatuur, Pt 1
Temperatuur, Pt 2
Temperatuur, Pt 3
Temperatuur, Pt 4
Vocht in motor
Te hoge temp., opnemer 1
Trillingsopnemer
Dieptemeter
Drukmeter
Water op de vloer
Inbraakalarm
Regenwatermeter
Resetten van motorbeveiliging
Start van afvoerpomp
1)
X is de waarde die gebruikt wordt in de CU 401/OD 401.
2)
Voorbeeld bij gebruik van de IO 403.
3)
Waarde van de SM 111.
4)
Waarde beschikbaar, maar wordt alleen gebruikt als de waarde niet beschikbaar is van andere modules.
IO 403 ingangen en uitgangen
De IO 403 ingangen en uitgangen zijn aangesloten volgens de
behoeften van de gebruiker.
Alle ingangswaarden worden direct naar het SCADA-systeem
overgebracht. De uitgangen worden geregeld door het SCADA-
systeem of via de ingangen. Zie de tabel hieronder.
De DI8 ingang kan werken als een telleringang of als een digitale
ingang.
Klemaanduiding
Nadere informatie over de afzonderlijke ingangen en uitgangen
kan worden gevonden in paragraaf
en in de installatie- en bedieningsinstructies voor de IO 403.
gen
IO 403
IO 401
–
–
–
–
–
–
1)
–
X
–
–
–
–
–
–
1)
–
X
1)
–
X
2)
AI1
–
2)
AI2
–
2)
AI3
–
2)
DI3
–
2)
DI4
–
2)
DI8
–
2)
DO1
–
2)
DO3
–
Analoge ingangen
AI1
AI2
AI3
AI4
14.11.7 IO 403, I/O instellin-
MP 204
AI
–
–
1)
AI
X
GENIbus
1)
–
X
GENIbus
Pt100/
–
–
Pt1000
4)
–
GENIbus
–
–
–
–
–
–
DI
–
–
DI
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Digitale ingangen
DI5
DI6
DI7
IO 111
IO 111 en SM 111
1)
3)
X
GENIbus
X
–
–
–
4)
4)
GENIbus
–
–
–
1)
1)
X
GENIbus
X
1)
–
–
X
1)
1)
X
GENIbus
X
1)
1)
X
GENIbus
X
1)
1)
X
GENIbus
X
1)
–
–
X
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Relaisuitgangen
DI8
DO1
DO2
DO3
GENIbus
–
GENIbus
–
GENIbus
Pt100/
Pt1000
GENIbus
GENIbus
GENIbus
GENIbus
–
–
–
–
–
–
–
DO4
9