1. Lees eerst de volledige installatie- en bedieningsinstructies. en uitgangen. 2. Gebruik daarna de installatie- en bedieningsinstructies als Het Modular Controls regelsysteem WW 2 bestaat uit een CU 401 naslagwerk. regelaar aangesloten op een IO 403 module en één of meer IO 401 modules.
5.3 Aarding Wanneer elektrische stoorsignalen of mechanische trillingen wor- den verwacht dienen de Modular Controls regelaar en modules met schroeven op de metalen montageplaat te worden gemon- teerd om zo een deugdelijke verbinding met de aarde zeker te stellen. Dit moet worden gedaan om letsel aan personen te ver- mijden en ongewenste elektrische stoorsignalen te voorkomen.
5.8 Aansluitschema voor SM 111 met IO 111 module CU 401 A Y B N.B.: Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de IO 111 en sectie voor meer informatie over 5.10.8 Ingangen op de SM 111 de elektrische aansluiting.
5.9 Gebruik van ingangen bij aansluiting van meerdere units Aangesloten unit IO 403 IO 401 MP 204 IO 111 IO 111 en SM 111 Water in olie – – – – GENIbus GENIbus Laatste stroom – – GENIbus – – –...
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 worden aangesloten. Standaard protocol van Systeem met SM 111: Grundfos voor communi- PTC sensoren in de wik- GENIbus catie tussen Grundfos Variant C kelingen van de stator producten.
5.10.6 Automatische opnemer detectie Digitale ingang en PTC ingang De SM 111 heeft een digitale ingang en een ingang voor de PTC De eerste keer dat de voedingsspanning wordt aangesloten, zal opnemer. de SM 111 alle ingangen controleren om te zien welke opnemers zijn aangesloten.
Hoog niveau Combi alarmen zijn alleen zichtbaar in het SCADA systeem en Alarm niveau zijn in te stellen via de PC Tool Modular Controls of het SCADA Overstroom systeem. Het is mogelijk om acht verschillende combi alarmen in Alle pompen in alarm te stellen.
5.12 Radio modem 5.12.2 Voedingsspanning De voedingsspanning en/of het UPS systeem voor de radio Het Modular Controls besturingssysteem kan communiceren met modem moet worden aangesloten volgens de aanwijzingen van SCADA systemen via een radio netwerk. Het radio netwerk wordt de fabrikant.
Zorg ervoor dat de laatste versie van de PC Tool geïnstalleerd is. 10. Wanneer de PC Tool begint met het opslaan van de instellin- Dit blijkt uit de optie "About PC Tool Modular Controls" box in het gen, zal een waarschuwingsboodschap verschijnen dat een help menu.
7. OD 401 bedieningspaneel Signaallampjes Er zijn twee signaallampjes opgenomen in de OD 401. 7.1 Toetsen en signaallampjes Het groene signaallampje brandt wanneer de voedingsspanning is ingeschakeld. Menu Het rode signaallampje brandt wanneer het systeem niet goed Help werkt als gevolg van een storing. De storing kan worden vast- Omhoog Omlaag gesteld uit de storingslijst.
7.3 Functies 7.4 Meldingen 7.3.1 Wijzigen van waarden 7.4.1 Pop-up displays Er zijn vier mogelijke pop-up displays: Help Afb. 13 Voorbeeld van het wijzigen van waarden Waarden worden als volgt gewijzigd: Afb. 14 Voorbeeld van het help pop-up display • Selecteer de regel die moet worden gewijzigd.
Communicatiestoringen 8.1.2 Bediening Het bedieningsmenu is bedoeld voor dagelijkse instellingen zoals start/stop en automatisch/handmatig. Andere veranderingen die- nen te worden ingevoerd in het instellingenmenu. Zie hoofdstuk voor een gedetailleerde omschrij- 12. Bediening ving. Afb. 17 Voorbeeld van het communicatiestoringen pop-up display Dit display verschijnt wanneer de communicatie tussen de OD 401 en de CU 401 verbroken is.
8.2 Menu-overzicht 11. Status 11.1 Storingslijst - statusoverzicht 11.2 Storingslijst - resetten/accepteren van systeemstoringen en waarschuwingen 11.4 Status - system 11.5 Status - overstroming 11.6 Status - modules 11.8 GSM/GPRS-modem 11.9 Status van IO 403 ingangen 11.7 Status - pomp 11.12 Trendgrafieken 11.10 Status - positie en plaats van vlotterschakelaars 11.11 Menger...
Pagina 19
14. Instellingen 14.2 Storingsmeldingen en waarschuwingen 14.2.1 Systeemstoring en - waarschuwingen - vrijgeven/uitschakelen 14.2.2 Systeemstoringen en -waarschuwingen - grenswaarden 14.2.3 Systeemstoringen en -waarschuwingen - storingsafhandeling 14.2.4 Pompstoringen en -waarschuwingen - vrijgeven/uitschakelen 14.2.5 Pompstoringen en -waarschuwingen - grenswaarden 14.2.6 Pompstoringen en -waarschuwingen - Storingsafhandeling 14.3 Niveaus - vlotterschakelaars of niveau-opnemer 14.4 Vlotterschakelaars 14.5 Niveau-opnemer...
Pagina 21
Naam: IO 403, DO4 Functie: NO (normaal open) IO 403, DO4 relaisuitgang Wachttijd: 0 sec. Geregeld door DI8 niet geselecteerd Geregeld door SCADA geselecteerd Aantal pompen Analoge niveau-opnemer aangesloten op Niveau, 4-20 mA, 0-500 cm AI1 analoge ingang Analoge opnemer aangesloten op 4-20 mA AI2 analoge ingang Teller aangesloten...
9.7 OD 401 configuratie Omschrijving Fabrieksinstelling Gebruikersinstellingen Eenheden Toegangscode, bedrijf Niet actief Toegangscode, instellingen Niet actief Taal Lokale taal 9.8 Telefoonboek Omschrijving Fabrieksinstelling Gebruikersinstellingen Inbellen naar SCADA Niet actief Vertraging voor opnieuw inbellen 180 seconden SCADA ID: Naam van het station Telefoonnummer: 234 Prioriteit 1 SCADA Max.
Wanneer alle instellingen zijn gemaakt worden de pompen inge- 10. Versnelde inbedrijfstelling schakeld. Wanneer het systeem voor de eerste keer in bedrijf gesteld wordt, In de programmakaart zijn een aantal fabrieksinstellingen opge- zijn de pompen buiten bedrijf geschakeld. Dit voorkomt dat de nomen voor snelle configuratie van een systeem met twee pom- pompen worden ingeschakeld voordat alle instellingen zijn uitge- pen.
Wanneer het systeem een storing registreert zal het volgende 11. Status plaatsvinden: Het statusdisplay is het openingsdisplay van het Grundfos Modu- • Een bel wordt weergegeven aan de rechterzijde van de boven- lar Controls regelsysteem. ste statusbalk. N.B.: Wanneer de toetsen een aantal minuten niet bediend wor- •...
11.1 Storingslijst - statusoverzicht Dit display kan worden gebruikt om een overzicht te krijgen van de actuele storingsmeldingen. Zie paragraaf 13.1 Storingsoverzicht. Symbool Omschrijving Storing Waarschuwing N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Status Storingsstatus >...
11.2 Storingslijst - resetten/accepteren van systeemstoringen en waarschuwingen Dit display geeft alle actieve storingsmeldingen van het systeem weer. De storingsmeldingen kunnen worden beoordeeld en indien nodig worden gereset. Zie paragraaf 13.1 Storingsoverzicht. Symbool Omschrijving Storing Waarschuwing N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
11.3 Storingslijst - resetten/accepteren van pompstoringen en waarschuwingen Dit display geeft alle actieve storingsmeldingen van de pompen weer. De storingsmeldingen kunnen worden beoordeeld en indien nodig worden gereset. Zie paragraaf 13.1 Storingsoverzicht. Symbool Omschrijving Storing Waarschuwing N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
11.4 Status - system Dit display geeft de actuele bedrijfsparameters van het systeem weer. Symbool Omschrijving Storing Waarschuwing N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Status > Systeem > Omschrijving Het display geeft een bedrijfsoverzicht en het energieverbruik weer. Mogelijke bedrijfsparameters: •...
Pagina 37
Bedrijfsparameter Functie Geeft het actuele opgenomen vermogen, gemeten in kW, dat het pompstation verbruikt. De fi- guur wordt eenmaal per seconde ververst, indien de meting op de analoge ingang aangesloten Vermogen is. Als de meting op de telleringang aangesloten is wordt de figuur elke 15 seconden ververst. N.B.: Om deze optie te kunnen gebruiken dient een energiemeter, bijv.
11.5 Status - overstroming Dit display toont wanneer er een overstroming is geweest, het overstroomvolume en het aantal overstromingen. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Status > Systeem > Overstroomstatus> Omschrijving Dit display geeft een overzicht van eventuele vorige en huidige overstromingen. Huidige overstroom: •...
11.6 Status - modules Dit display toont het CU 401 netwerknummer en de modules die aan het systeem gekoppeld zijn. Als het aantal weergegeven modules minder is dan het toege- paste aantal modules zijn één of meer modules defect of niet correct aangesloten.
11.7 Status - pomp Dit display geeft de actuele bedrijfsparameters van pomp 1 weer. Veel parameters geven alleen een waarde weer wanneer de betreffende opnemer of module (bijv. MP 204) aangesloten is. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
Pagina 41
Verstreken tijdsduur sinds het laatste onderhoud aan de pomp (de tijdsduur kan door Grundfos Tijd sinds onderhoud Service worden gereset). SM 111, analoge opnemer (optioneel) Vereist een SM 111 en een IO 111. Trillingsopnemer Vereist een SM 111, een IO 111 en een trillingsopnemer voor het meten.
11.8 GSM/GPRS-modem Dit display geeft de status van het GSM-modem weer. Dit display kan voor storingzoeken en het controleren van de antenne-conditie worden gebruikt. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Status > GSM / GPRS >...
11.9 Status van IO 403 ingangen Dit display toont de status van de IO 403 ingangen. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Status > Status van IO 403 ingangen > Omschrijving Displayvoorbeeld: Status van de DI5, DI6 en DI7 ingangen: •...
11.10 Status - positie en plaats van vlotterschakelaars Dit display geeft de actuele stand en plaats van de vlotterschake- laars weer. Dit display kan worden gebruikt voor het opsporen van storingen en het testen van de werking. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
11.11 Menger Dit display toont de tellers voor de menger. Het display kan samen met opsporing van storingen en service worden gebruikt. N.B.: Het display verschijnt alleen wanneer de menger ingescha- keld is, zie paragraaf 14.11.5 CU 401, DO7 relaisuitgang. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
11.12 Trendgrafieken In het algemeen kunnen de volgende meetwaarden worden Van elke pomp kunnen de volgende acht meetwaarden worden gelogd: gelogd: • niveau • temperatuur, Pt 1 (IO 401) • flow • temperatuur, Pt 2 (van MP 204 of IO 111. Als beide units aan- gesloten zijn, zal alleen data van IO 111 gelogd worden.) •...
12. Bediening 12.1 Overzicht Dit menu-onderdeel bevat de meest veel voorkomende instellin- gen van het pompstation zoals start- en stopniveaus, directe bediening van de pompen (AAN/UIT/AUTO) en het resetten van storingsmeldingen. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
12.2 Bediening - start- en stopniveaus Dit display kan worden gebruikt om de waarden voor niveaurege- ling te regelen of te wijzigen. N.B.: Dit is alleen mogelijk als het systeem is uitgevoerd met een analoge niveau-opnemer. Zie de valideringsregels voor wat betreft vlotterschakelaars, zie paragraaf 14.5 Niveau-opnemer.
Pagina 49
Dit is het vierde stopniveau vanaf de bodem. Bij stopniveau 4 schakelt de op drie na laatste pomp uit. Stopniveau 4 Het wordt aanbevolen om stopniveau 4 hoger dan of gelijk aan stopniveau 3 in te stellen. Dit is het vijfde stopniveau vanaf de bodem. Bij stopniveau 5 schakelt de op vier na laatste pomp uit. Stopniveau 5 Het wordt aanbevolen om stopniveau 5 hoger dan of gelijk aan stopniveau 4 in te stellen.
12.3 Directe pompbediening - AUTO/AAN/UIT-modus Dit display wordt gebruikt om tussen verschillende bedrijfswijzen van de pomp te schakelen. AAN en UIT worden gebruikt voor directe pompbediening. Het display dient bijvoorbeeld voor het testen van pompen of voor gedwongen bedrijf van de pompen of voor het ledigen van de put. N.B.: De AAN/UIT/AUTO-invoer op de IO 401 bezit de hoogste prioriteit.
12.4 Bediening - resetten van storingsmeldingen en storingsrelais Dit display wordt gebruikt voor het resetten van storingsmeldin- gen en storingsrelais. De storingsrelais kunnen worden gereset door op de reset-knop te drukken (indien geïnstalleerd), of door dit OD 401 display te gebruiken.
13. Storing 13.1 Storingsoverzicht Dit display toont een overzicht van de laatste storingen (max. 100). Het storingsoverzicht wordt gebruikt om een histo- risch overzicht te geven van de storingen die in het pompstation zijn voorgevallen. Het is mogelijk om de storingsmeldingen chro- nologisch terug in de tijd te volgen.
Pagina 53
Mogelijke storingsmeldingen: Systeem Pompen Programmakaart Vermogensmeter Hoog niveau Module Niveau Netvoeding Drooglopen Modem Niveauconflicten Modemcomm Gedwongen relaisuitg. ingesch. Vlotterschakelaar Mengerschakelaar Niveau-opnemer Tijd voor onderhoud, menger Flowmeter Max. starts/uur, menger Overstroom Aan/Uit/Auto-schak. Niveauopn., overstroom Motorbeveil. uitgesch. Flowmeter, overstroom Netvoeding uit Storingssch., overstroom Overbelasting Vermogensmeter Onderbelasting...
Pagina 54
Systeem met IO 111 Lage isol.weerst. Overtemp., Pt 2 Pt 2 opnemer Water in olie Vocht in de motor GENIbus IO 111, alarm IO 111, waarschuwing Systeem met IO 111 en SM 111 Temperatuuropnemer, Pt 2 (ondersteunende lager) Temperatuuropnemer, Pt 3 (hoofd lager) Temperatuuropnemer, Pt 4 (statorwikkeling) Isolatie opnemer Water-in-olie detectie...
13.2 StoringsSnapShot De StoringsSnapShot wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het opsporen van storingen van het pompstation. Het display geeft een aantal pomp- en systeemwaarden weer zoals gemeten op het moment dat de storing ontstond. Dit kan aangeven waardoor de storing is opgetreden. De meeste storingsmeldingen bezitten een StoringsSnapShot, zie paragraaf 13.1...
14. Instellingen 14.1 Systeemoverzicht Dit display wordt weergegeven wanneer vanuit het openingsdis- play drie maal op de menu-toets wordt gedrukt. Minimaal dienen onderstaande instellingen in de weergegeven volgorde te worden verricht: 1. Pomp(en), pad: Instellingen>Systeem>Aantal pompen> 2. Systeem, pad: Instellingen>Systeem> 3.
Pagina 57
Pad: Instellingen > Omschrijving, vervolg. • Onderhoud - Instellen van tellers, zie paragraaf 14.8.1 Instelling van tellers. - Caliberen van opnemers, zie paragraaf 14.8.2 Calibreren. - Storingsoverzicht, zie paragraaf 14.8.3 Storingsoverzicht. - SMS-tellers, zie paragraaf 14.8.4 SMS-tellers. • Pomp buiten werking (bedrijf) - Voor het inschakelen/uitschakelen van pompen, zie paragraaf 14.9 Pomp bui- bedrijf.
14.2 Storingsmeldingen en waarschuwingen Dit display wordt gebruikt voor het instellen van storingsmeldin- gen en waarschuwingen. Het display is verdeeld in storingsmel- dingen voor het systeem en voor pompen. Het display maakt het voor de gebruiker mogelijk om: • storingsmeldingen en waarschuwingen vrij te geven en uit te schakelen •...
Pagina 59
Een programmakaart-waarschuwing wordt weergegeven indien er zich een lees- of schrijffout naar de pro- Programmakaart grammakaart voordoet. Als deze storing optreedt neem dan contact op met Grundfos voor mogelijke vervan- ging van de programmakaart. (Uninteruptable Power Supply). Een UPS-storing wordt weergegeven als de UPS-module PU 102 niet langer in staat is het systeem te voeden.
Pagina 60
Deze storing wordt weergegeven als het signaal van de niveau-opnemer niet overeenkomt met de stand van de vlotterschakelaars. Deze situatie kan optreden als de niveau-opnemer beschadigd of dichtgeslibt is. Als de droogloopvlotterschakelaar "drooglopen" meldt zonder dat de niveau-opnemer een gelijkwaardig niveau weer- geeft, of als de hoog-niveau-vlotterschakelaar is ingeschakeld zonder dat de niveau-opnemer een gelijkwaar- dig niveau weergeeft, zal het systeem de niveau-opnemer als oorzaak zien en zal deze dan ook negeren.
14.2.2 Systeemstoringen en -waarschuwingen - grenswaarden Dit display maakt het mogelijk om storings- en waarschuwings- grenswaarden in te stellen voor de elementen die in het display zijn geselecteerd. Storings- en waarschuwingsgrenswaarden kunnen voor elke analoge ingang worden ingesteld. De digitale ingangen hebben twee posities (storing geactiveerd of geen storing).
14.2.3 Systeemstoringen en -waarschuwingen - storingsafhandeling Dit display geeft een aantal instelopties voor het afhandelen van storingsmeldingen/waarschuwingen. Mogelijke instellingen: • Automatisch resetten Selecteer "Automatisch" om de tijdsperiode in te stellen dat de waarde binnen het normale bereik moet liggen voordat de sto- ring wordt gereset.
14.2.4 Pompstoringen en -waarschuwingen - vrijgeven/uitschakelen Dit display wordt gebruikt voor het vrijgeven van storingsmeldin- N.B.: De volgende storings/waarschuwing functies zullen niet zijn gen en waarschuwingen welke door de subsystemen kunnen vrijgegeven voordat de storing/waarschuwing is ingesteld: worden veroorzaakt. Sommige hiervan zijn alleen relevant indien •...
Pagina 64
Mogelijke pomp storingen Functie Storing Waarschuwing en waarschuwingen De lage-flow-grenswaarde kan worden ingesteld om een melding te geven Lage flow wanneer de pompcapaciteit afneemt. De waarschuwing wordt weergegeven als de aanbevolen periode tot aan de Tijd voor onderhoud volgende onderhoudsbeurt overschreden is of als de totale bedrijfstijd van de pomp de ingestelde grenswaarden overschrijdt.
Pagina 65
Mogelijke pomp storingen Functie Storing Waarschuwing en waarschuwingen Het systeem en de IO 111 communiceren via een GENIbus. GENIbus Een alarm wordt getoond als de communicatie naar de IO 111 onderbroken wordt. Water-in-olie detectie sto- De water-in-olie waarde wordt getoond met de laatst gemeten waarden. ring Trillingsopnemer storing De trillingswaarde zal worden getoond met de laatst gemeten waarde.
14.2.5 Pompstoringen en -waarschuwingen - grenswaarden Dit display maakt het mogelijk om storings- en waarschuwings- grenswaarden in te stellen voor de metingen die in het display zijn geselecteerd. Storings- en waarschuwingsgrenswaarden kunnen voor elke analoge ingang worden ingesteld. Er kunnen geen storingsgrenswaarden voor digitale ingangen worden inge- steld omdat deze actief of niet actief zijn.
14.2.6 Pompstoringen en -waarschuwingen - Storingsafhandeling Dit display geeft een aantal instelopties voor het afhandelen van storingsmeldingen/waarschuwingen. Mogelijke instellingen: • Automatisch resetten Selecteer "Automatisch" om de tijdsperiode in te stellen dat de waarde binnen het normale bereik moet liggen voordat de sto- ring wordt gereset.
14.3 Niveaus - vlotterschakelaars of niveau-opnemer In dit display wordt de methode voor het regelen van de pompen geselecteerd. Als het systeem uit meer dan twee pompen bestaat is een analoge opnemer nodig. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
14.4 Vlotterschakelaars Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om het aantal vlotterschakelaars in te voeren. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Niveaus > Vlotterschakelaars > Omschrijving Procedure: Stel eerst het aantal vlotterschakelaars in: 1.
14.4.1 Functie ledigen met één pomp en twee vlotterschakelaars Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de functie van de aangesloten vlotterschakelaars te selecteren. De linkerzijde van het display geeft de actuele, opgeslagen func- tie weer. Om andere opties te zien, 1.
14.4.2 Functie ledigen met één pomp en drie vlotterschakelaars Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de functie van de aangesloten vlotterschakelaars te selecteren. De linkerzijde van het display geeft de bestaande, opgeslagen functie weer. Om andere opties te zien, 1.
14.4.3 Functie ledigen met één pomp en vier vlotterschakelaars Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de functie van de aangesloten vlotterschakelaars te selecteren. De linkerzijde van het display geeft de bestaande, opgeslagen functie weer. Om andere opties te zien, 1.
14.4.4 Functie ledigen met twee pompen en drie vlotterschakelaars Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de functie van de aangesloten vlotterschakelaars te selecteren. De linkerzijde van het display geeft de bestaande, opgeslagen functie weer. Om andere opties te zien, 1.
14.4.5 Functie ledigen met twee pompen en vier vlotterschakelaars Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de functie van de aangesloten vlotterschakelaars te selecteren. De linkerzijde van het display geeft de bestaande, opgeslagen functie weer. Om andere opties te zien, 1.
14.4.6 Functie ledigen met twee pompen en vijf vlotterschakelaars Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de functie van de aangesloten vlotterschakelaars te selecteren. De linkerzijde van het display geeft de bestaande, opgeslagen functie weer. Om andere opties te zien, 1.
14.5 Niveau-opnemer Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de start- en Wanneer de hoog-niveau-vlotterschakelaar wordt geselecteerd, stopniveaus in te stellen voor het aantal pompen in het systeem, is de hoog-niveau-storing ingesteld. Indien dit niveau wordt alsmede hoog niveau, droogloopniveau, schuimafvoerniveau en bereikt zullen alle pompen worden ingeschakeld.
14.6 Putconfiguratie en flowberekeningen Voor een juiste grafische putweergave dient een correcte waarde Wanneer een put wordt leeggepompt wordt de tijd die een pomp voor de putdiepte te worden ingevoerd. Voer daarna de meetdata nodig heeft om dit volume af te voeren gemeten, zodat de pomp- in om de flow te berekenen.
Pagina 78
Theorie achter flowberekening Flowberekening bij twee pompen van verschillende grootte: Het volgende is van toepassing bij twee verschillende groottes van pompen: "min. flow factor" x t < t < "max. flow factor" x t 1klein 1groot Start Verklaring: = afpomptijd van een kleine pomp 1klein = afpomptijd van een grote pomp 1groot...
Pagina 79
14.7 Overstroom Dit display is het openingsdisplay voor overstroom. Dit display laat de gebruiker diverse subdisplays voor configuratie van overstroomsysteem en overstroomkanaalparameters selecte- ren. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen Overstroom >...
Pagina 80
14.7.1 Overstroomsysteem Dit display wordt gebruikt om het type overstroomsysteem te kie- zen. Belangrijk: Het gekozen overstroomsysteem zal niet in bedrijf zijn tot "Bewaar instelling op" is geselecteerd. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen >...
Pagina 81
14.7.2 Overstroomsysteem 1 Dit display toont overstroomsysteem 1. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Overstroomsysteem 1 berekent: • Aantal overstromingen • Overstroomtijd. Unit aangesloten op de CU 401: •...
Pagina 82
14.7.3 Overstroomsysteem 2 Dit display toont overstroomsysteem 2. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Overstroomsysteem 2 berekent: • Aantal overstromingen • Overstroomtijd • Overstroomvolume. Units aangesloten op de CU 401: •...
14.7.4 Overstroomsysteem 3 Dit display toont overstroomsysteem 3. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Overstroomsysteem 3 berekent: • Aantal overstromingen • Overstroomtijd • Overstroomvolume. Units aangesloten op de CU 401: •...
Pagina 84
14.7.5 Overstroomsysteem 4 Dit display toont overstroomsysteem 4. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Overstroomsysteem 4 berekent: • Aantal overstromingen • Overstroomtijd • Overstroomvolume. Units aangesloten op de CU 401: •...
Pagina 85
14.7.6 Overstroomsysteem 5 Dit display toont overstroomsysteem 5. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Overstroomsysteem 5 berekent: • Aantal overstromingen • Overstroomtijd • Overstroomvolume. Units aangesloten op de CU 401: •...
Pagina 86
14.7.7 Overstroomsysteem 6 Dit display toont overstroomsysteem 6. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Overstroomsysteem 6 berekent: • Aantal overstromingen • Overstroomtijd • Overstroomvolume. Units aangesloten op de CU 401: •...
Pagina 87
14.7.8 Overstroomsysteem 7 Dit display toont overstroomsysteem 7. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Overstroomsysteem 7 berekent: • Aantal overstromingen • Overstroomtijd • Overstroomvolume. Units aangesloten op de CU 401: •...
Pagina 88
14.7.9 Storingsschakelaar Dit display toont de storingsschakelaar (optie) in de overstroom- tank. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Overstroomsysteem > Omschrijving Unit aangesloten op de CU 401: • Storingsschakelaar op DI4 ingang (optie).
14.7.10 Parameters overstroomkanaal Dit display wordt gebruikt voor de configuratie van de over- stroomparameters voor de overstroomsystemen 3, 4 en 5. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Overstroom > Kanaal parameters >...
14.8 Onderhoud Dit is het openingsdisplay voor het menu "Onderhoud". Dit display laat de gebruiker diverse subdisplays voor onderhoud selecteren. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Onderhoud > Omschrijving Selecteer uit de lijst: •...
N.B.: Voor deze optie is het nodig dat een energiemeter in de voedingskabel naar de pomp aanwezig is Aantal inschakelingen van de pomp sinds installatie/aansluiting Aantal starts (het aantal uren kan worden gewijzigd als een andere pomp wordt geïnstalleerd). Laatste service sinds Aantal uren sinds het laatste onderhoud aan de pomp (kan door Grundfos Service worden gereset).
Pagina 92
Aantal uren dat de menger werkt (kan worden gewijzigd als een andere menger wordt geïnstalleerd). Aantal mengerinschakelingen sinds installatie/aansluiting (kan worden gewijzigd als een andere menger Aantal starts wordt geïnstalleerd). Laatste service sinds Aantal uren sinds laatste servicebeurt van de menger (kan worden gereset door Grundfos Service).
14.8.2 Calibreren Dit display wordt gebruikt voor het calibreren van de water-in- olie-opnemer van elke individuele pomp. Selecteer de betref- fende opnemer met een vinkje, en de opnemer zal worden ge- calibreerd. Het signaal wordt zodanig gecalibreerd dat de gemeten waarde in mA 0% water in olie (offset) voorstelt.
Pagina 94
14.8.3 Storingsoverzicht Dit display wordt gebruikt om het gehele storingsoverzicht te wis- sen. Datum en tijd van laatste reset wordt in het display getoond. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen Onderhoud Storingsoverzicht >...
Pagina 95
14.8.4 SMS-tellers Dit display wordt gebruikt om het aantal verzonden SMS-berich- ten te wissen. Datum en tijd van laatste reset wordt in het display getoond. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen Onderhoud SMS-tellers >...
14.9 Pomp buiten bedrijf In dit display kan de gebruiker de pompen tijdelijk buiten bedrijf stellen voor revisie of wegens storingen tijdens bedrijf. Wanneer de pomp buiten bedrijf wordt gesteld, wordt deze verwij- derd uit de lijst van pompen welke voor bedrijf beschikbaar zijn. Het systeem zal echter proberen om de bedrijfsvoering met de overgebleven pompen voort te zetten.
14.10 Systeemconfiguratie - aantal pompen In dit display kan de gebruiker de hoofdcomponenten van de put- installatie definiëren, zoals aantal pompen, pomptype en bedrijfs- wijze, bijv. wisselend bedrijf. Voor nadere informatie zie de diverse subdisplays. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
14.11 I/O-instellingen Dit display wordt gebruikt om de in te stellen ingang of uitgang te kiezen. N.B.: Een drukopnemer of andere niveau-opnemer moet worden aangesloten op de AI1 analoge ingang van de CU 401. Een volu- memeetapparaat of energiemeter kan worden aangesloten op •...
14.11.1 Algemene instellingen Dit display wordt gebruikt voor het invoeren van de elektrische functie van de vlotterschakelaar en de netfrequentie van het sys- teem. De frequentie compenseert de netinterferentie op de analoge ingangen en moet daarom worden ingesteld. De fabrieksinstelling is 50 Hz.
Pagina 100
14.11.2 CU 401, AI1 analoge ingang Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de AI1 analoge ingang, bedoeld voor niveaumeting in de put. Alle soorten niveaumeetopnemers zijn bruikbaar zolang als de signaaluitgang voldoet aan één van de vier mogelijke opties. De drukniveauopnemer geeft een meetwaarde gelijk aan nul weer voordat deze wordt ondergedompeld.
Pagina 101
14.11.3 CU 401, AI2 analoge ingang Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de AI2 analoge ingang bedoeld voor debietmeting, vermogen, overstroomniveau- opnemer of overstroomvolume. De instelling wordt aangepast aan het uitgangssignaal van de transmitter (meter) die aangeslo- ten is. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
Pagina 102
14.11.4 CU 401, CNT telleringang Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de CNT-tellerin- gangfunctie. Een energiemeter of flowmeter met puls-uitgang kan worden aangesloten. De ingang heeft een interne pull-up weer- stand en is ontworpen voor het aansluiten van een relais- of open collector-uitgang.
14.11.5 CU 401, DO7 relaisuitgang Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de functies van de DO7 relaisuitgang van de CU 401. N.B.: De fysieke aansluiting van het relais moet overeenstemmen met de instellingen in dit display. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
Pagina 104
14.11.6 CU 401, DO8 relaisuitgang Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de functies van de DO8 relaisuitgang van de CU 401. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Systeem >...
Pagina 105
14.11.7 IO 403, I/O instellingen Het display wordt gebruikt om de ingangen en uitgangen van de IO 403 in te stellen. De gebruiker kan een geschikte naam kiezen voor de afzonder- lijke ingang en uitgang. Voer de naam in met het toetsenbord zoals is beschreven in paragraaf 14.18 Naam van de installatie.
Pagina 106
Analoge ingangen Dit display wordt gebruikt om de functie van de afzonderlijke ana- loge ingang in te stellen. Elk van de vier analoge ingangen kan worden geconfigureerd naar de wensen van de gebruiker. De gebruiker kan de naam van de ingang wijzigen met "Selecteer naam".
Pagina 107
Toetsenbord van de bedieningseenheid Het toetsenbord van de bedieningseenheid wordt gebruikt om de gewenste eenheid in te voeren. Maximaal zes karakters zijn beschikbaar. Zowel kleine als hoofdletters kunnen worden gebruikt. Hoofdletters N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
Pagina 108
Digitale ingangen Dit display wordt gebruikt om de functie van de afzonderlijke digi- tale ingang in te stellen. Elk van de vier digitale ingangen kan worden geconfigureerd naar de wensen van de gebruiker. De ingangen worden vanaf fabriek IO 403, DI5 tot en met DI8 genoemd. De DI8 ingang kan worden geconfigureerd zodat deze kan worden gebruikt als een pulsteller en wordt beschreven onder Ingang voor pulsteller...
Pagina 109
Ingang voor pulsteller DI8 De DI8 ingang kan worden geconfigureerd zodat deze kan wor- den gebruikt als een pulsteller. Om de juiste functie van de aan- gesloten apparatuur te garanderen is het belangrijk om de juiste pulstellerfunctie te selecteren. Twee verschillende pulstellerfuncties zijn beschikbaar: •...
Pagina 110
Relaisuitgangen Dit display wordt gebruikt om de functie van de afzonderlijke relaisuitgang in te stellen. Elk van de vier uitgangen kan worden geconfigureerd naar de wensen van de gebruiker. De gebruiker kan de naam van de uitgang wijzigen met "Selec- teer naam".
Pagina 111
14.11.8 IO 401, AI analoge ingangen Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de AI ingangen van de IO 401. Deze instelling is van toepassing op alle IO 401 modules. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
Pagina 112
14.11.9 SM 111, analoge ingang Dit display wordt gebruikt om de functie van de aanvullende ana- loge ingang van de SM 111 in te stellen. Het bereik dat gebruikt wordt om de opnemer ingang te peilen wordt geselecteerd met de pijltoetsen. De eenheid wordt geselec- teerd via het toetsenbord.
14.12 Pomp - tijdinstellingen Dit display wordt gebruikt voor speciale tijdinstellingen van de pomp. De instellingen in dit display zullen slechts zelden gewijzigd hoe- ven te worden. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen Systeem Pomp, tijdinstellingen...
Pagina 114
Displaytekst Functie De stopvertraging die werkt vanaf het tijdstip dat het schuimafvoerniveau bereikt is. Gebruik deze functie als het schuimafvoerniveau zich onder de niveau-opnemer in de put bevindt. De tijd wordt ingesteld in se- Schuimafvoer, stop- conden. vertraging Fabrieksinstelling: 10 seconden. Om overstroming te voorkomen in het geval van een defecte niveau-opnemer kan een vlotterschakelaar aan de bovenzijde van de put worden gemonteerd.
14.13 Groepconfiguratie - wisseling/geavanceerde wisseling In dit display kan de gebruiker de eigenschappen van de pomp- groepen en wisseling tussen de pompgroepen selecteren. De aangesloten pompen kunnen tot één van drie groepen beho- ren. Er is een minimum van één pompgroep als geen ander aan- tal is geselecteerd.
Pagina 116
Voorbeeld van wisseling Groep 1: Groep 2: 4 kW 15 kW 100 m /uur 600 m /uur Voor de groepen 1 en 2 kan de functie "Wisselen" afzonderlijk worden ingesteld. Dit biedt de mogelijkheid om vier pompen twee-aan-twee te laten wisselen. De grafiek hieronder, afb.
14.13.1 Pompgroepering Dit display geeft de groepering van de afzonderlijke pompen weer. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Systeem > Pompgroepen > Pompgroepering > Omschrijving In het voorbeeld wordt weergegeven dat pomp 1 aan groep 1 is toegewezen. 14.13 Groepconfiguratie - wisseling/geavanceerde wisseling.
14.13.2 Groepseigenschappen In dit display kan de gebruiker de functies voor pompgroep 1 selecteren. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Systeem > Pompgroepen > Groepeigenschappen, Groep 1 > Omschrijving Selecteer uit de lijst: •...
N.B.: Als een MP 204 of IO 111 wordt gebruikt moet het GENIbus-adres hieronder gebruikt worden. Stel het GENIbus-adres van de MP 204 in met de Grundfos R100 afstandsbediening. Stel het GENIbus-adres van de IO 111 in met de DIP-switches op de IO 111 module.
14.15 Mengerconfiguratie Dit display wordt gebruikt om de bedrijfsparameters voor de men- ger in te stellen. Het display voor de mengerconfiguratie verschijnt alleen wanneer de menger is ingeschakeld, zie paragraaf 14.11.5 CU 401, DO7 relaisuitgang. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
14.16 Gebruikerslog - keuze van de te loggen gegevens Dit display wordt gebruikt voor het activeren van het loggen van gegevens voor de geselecteerde parameters. In het algemeen geldt dat het loggen van gegevens wordt beperkt tot meetbare parameters; als bijvoorbeeld de MP 204 bewakingseenheid niet wordt gebruikt voor een temperatuurmeting aan één van de pom- pen, dient het loggen deze meting te worden uitgeschakeld.
14.17 Gebruikerslog intervallen Dit display wordt gebruikt voor het instellen van het loginterval van een specifieke parameter. Dit betekent dat het loggen van bij- voorbeeld alle temperatuurparameters wordt uitgevoerd met de intervalperiode welke bij temperatuur wordt weergegegeven. In het algemeen dient het loginterval te worden afgestemd op de periode (logperiode) die de weer te geven grafiek kan omvatten.
14.18 Naam van de installatie Dit display wordt gebruikt voor het invoeren van de naam (identifi- catie) van de installatie. Weergegeven in de onderste statusregel van het display kan de naam worden gebruikt voor communicatie met het SCADA-sys- teem. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
14.19 Terugzetten naar fabrieksinstellingen Dit display wordt gebruikt voor het terugzetten van de oorspron- kelijke fabrieksinstellingen. Zie de fabrieksinstellingen voor sys- teem en pompen in hoofdstuk Fabrieksinstellingen. N.B.: Wanneer wordt teruggegaan naar de systeem-fabrieksin- stellingen zal het voor een twee-pomps-systeem worden geconfi- gureerd.
14.20 Eenheden Dit display wordt gebruikt voor het selecteren van meeteenheden. Het selecteren van de eenheden is ook mogelijk in relatie tot de configuratie van de individuele opnemers. Door het wijzigen van de toegepaste Standaard voor de een- heden, zal de standaardeenheid voor elke parameter door het systeem worden aangepast.
Om de toegang met toegangscode te beeindigen, druk op home of wacht 3 minuten waarna de OD 401 automatisch het huidige display verlaat. N.B.: Als u de toegangscode vergeten bent, dient u met Grundfos contact op te nemen voor assistentie.
Het COMLI of ModBus protocol kan worden gebruikt. Neem met Grundfos contact op voor aanvullende informatie omtrent de protocollen. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
GPRS-signaal, moet een externe antenne wor- den geïnstalleerd. OPC wordt gebruikt als communicatieprotocol. Neem contact op met Grundfos voor verdere informatie over de protocollen. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
14.22.3 Telefoonboek en vergrendeling Dit display is het openingsdisplay dat bestemd is voor het instel- len van de parameters die betrekking hebben op de communica- tie met andere pompstations of een SCADA-systeem via een modem. • SCADA (instelling voor de storings-inbel-functie naar een SCADA-systeem en terugkoppeling naar SCADA) •...
Pagina 130
14.22.4 SCADA-netwerk Dit wordt gebruikt voor het installeren van het systeem in een SCADA-netwerk en het instellen van diverse inbelfuncties. In het display "Afhandelen van systeemstoringen", paragraaf 14.2.3 Systeemstoringen en -waarschuwingen - storingsafhande- ling 14.2.6 Pompstoringen en -waarschuwingen - Storingsaf- handeling, is het mogelijk het systeem zodanig in te stellen dat een storingsbericht naar het SCADA wordt gestuurd wanneer er zich een storing voordoet.
14.22.5 SCADA - gebruikersinstellingen Dit display wordt gebruikt voor het installeren van de gebruiker in een SCADA-netwerk. Het telefoonnummer wordt ingevoerd door middel van het toet- senpaneel met nummers. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen >...
14.22.6 Vergrendeling - configuratie De vergrendeling wordt ingeschakeld wanneer het storingsniveau actief is en uitgeschakeld wanneer het waterniveau is gedaald onder het hoogste stopniveau voor de geselecteerde pompen. Vergrendeling betekent dat het pompstation naar één of meer pompstations stroom-opwaarts kan inbellen om de vloeistof- stroom vanaf deze stations te stoppen.
14.22.7 Vergrendeling - gebruikersinstellingen Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de vergrende- N.B.: De PIN-code/toegangscode moet geldig zijn zodat het sta- lingsfunctie. Deze functie is af fabriek ingesteld op "niet actief". tion andere stations kan besturen en het station door andere sta- tions kan worden bestuurd.
Pagina 134
14.22.8 SMS Dit display wordt gebruikt om het doorsturen van SMS in/uit te schakelen en om maximaal vijf uitgaande SMS-berichten te confi- gureren. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Telefoonboek >...
14.22.9 Bericht - gebruikersinstellingen Dit display wordt gebruikt om de uitgaande SMS-berichten te con- figureren. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Telefoonboek > > Bericht #1 > Omschrijving Configureer de uitgaande SMS-berichten: •...
14.22.10 Radio modem configuratie Het radio modem configuratiemenu is toegankelijk via het OD 401 bedieningsdisplay. De G 403 module is geconfigureerd met communicatie instellin- gen die gelijk zijn aan het actuele radio modem. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd.
14.23 Instellen van tijd en datum Dit display wordt gebruikt voor het instellen van de interne jaar-, datum- en tijdinstelling die wordt weergegeven in de onderste statusbalk van alle displays en wordt toegepast voor de tijd- registratie in het storingslog. N.B.: Om ervoor te zorgen dat gegevens in het SCADA systeem genoteerd worden, is het belangrijk dat de klok in de CU 401 en de klok in het SCADA systeem synchroon lopen.
Pagina 138
Vervangen van de interne batterij (verwachte levensduur van batterij 3 jaar) • Schakel de voedingsspanning naar de CU 401 uit. • Draai de bevestigingsschroef in de "schuif positie". Gebruik een gewone 6 mm schroevendraaier. Schuif positie • Duw de modules, welke geplaatst zijn naast de CU 401 en welke aangesloten zijn via de modulebus, weg van de CU 401 (ongeveer 15 mm naar elke kant).
14.24 Taal Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de taal te selecteren die door het OD 401 bedieningspaneel moet worden gebruikt. N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een voorbeeld te worden beschouwd. Pad: Instellingen > Taal >...
15. Aantal ingangen en uitgangen De tabel hieronder geeft alle systeem in- en uitgangen weer. Voor het aansluiten van de afzonderlijke in- en uitgangen zie de aansluitschema's, pagina's tot en met 8. Voor technische gegevens van module in- en -uitgangen wordt verwezen naar de installatie- en bedieningsinstructies voor de modules.
16. Storingstabel 16.1 Vergrendeld display Omschrijving Wanneer dit display verschijnt, worden de instellingen door een extern systeem gewij- zigd, b.v. een SCADA-systeem. Dit display kan weer worden bediend als het externe systeem gereed is. 16.2 CU 401 signaallampjes Storing (F): Het signaallampje is rood als de CU 401 eenheid niet goed functioneert.
16.3 IO 403 signaallampjes Status (S): Het signaallampje is groen wanneer de IO 403 module actief is en goed werkt. Het signaallampje is rood wanneer de IO 403 module niet naar behoren functioneert. N.B.: Het signaallampje is rood totdat het programma geladen is vanuit de CU 401. Relaisuitgangen 1 tot 4: Het signaallampje is geel wanneer de uitgang actief is.
16.6 PU 102 signaallampjes PWR: Het signaallampje is groen wanneer de PU 102 gereed is om de CU 401 te voeden. (De batterij dient minimaal voor de helft te zijn geladen). BAT FAIL: De signaallamp is rood wanneer de batterij niet is aangesloten of de batterij niet is opgela- den.
17. Maatschetsen, paneel en montageplaat 17.1 Montagevoorbeeld 1 (één rij) 1013 mm Min. 80 mm IO 401 CU 401 IO 403 IO 401 IO 401 Bus-afsluitweer- PU 101 stand Zie voor de afmetingen paragraaf 17.4 Afb. 29 Maatschets, montagevoorbeeld 1 17.2 Montagevoorbeeld 2 (twee rijen, met uitbreidingskabel) Zie voor de afmetingen paragraaf 17.4...
17.3 Montagevoorbeeld 3 (twee rijen, met uitbreidingskabel en UPS module) 540 mm Zie voor de afmetingen paragraaf 17.4 Min. 80 mm Kit voor uitbreidingskabel IO 401 CU 401 PU 101 (kabellengte: 1,2 meter) IO 401 IO 401 PU 102 PU 102 (UPS module) Bus-afsluitweerstand Kit voor uitbreidings- kabel...
17.4 Maatschetsen, regelaar en modulen CU 401, IO 403 en IO 401 PU 102 PU 101 + + - - 24Vdc/2.5A PU 101 IO 111 en IO 111 met communicatie module 66.5 T1 T2 G1 A1 G2 A2 K1 K2 R1 R2 A Y B D1 D2 D3 D4 D5 D6 D7 D8 Reset...
Pagina 147
Index Aansluitschema’s 5, 6, 7, 8 Naam van de installatie 97, 123, 133 Analoge ingang 9, 100, 101, 105, 106, 140 Nalooptijd 113 Anti-blokkering 36, 113 Nalooptijd hoog waterniveau 113, 114 Netfrequentie 99 Netwerk 130, 131 Batterij 138 Niveau 23, 36, 46, 53, 55 Bedrijfsparameters 17, 32, 36, 40 Niveauregeling 21 Bedrijfstijd parallelbedrijf 36, 37, 91...
Pagina 149
Tel.: +34-91-848 8800 Tel.: +43-6246-883-0 Germany Telefax: +34-91-628 0465 Telefax: +43-6246-883-30 GRUNDFOS GMBH México Schlüterstr. 33 Bombas GRUNDFOS de México S.A. de Sweden Belgium 40699 Erkrath C.V. GRUNDFOS AB N.V. GRUNDFOS Bellux S.A. Tel.: +49-(0) 211 929 69-0 Boulevard TLC No. 15 Box 333 (Lunnagårdsgatan 6)
Pagina 150
Being responsible is our foundation Thinking ahead makes it possible Innovation is the essence 96735899 0408 Repl. 96735899 0707 www.grundfos.com...