Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Putconfiguratie En Flowberekeningen - Grundfos Modular Controls Installatie- En Bedieningsinstructies

Voor afvalwaterpompstations ww 2 toepassing, versie v02.00
Inhoudsopgave

Advertenties

14.6 Putconfiguratie en flowberekeningen

Voor een juiste grafische putweergave dient een correcte waarde
voor de putdiepte te worden ingevoerd. Voer daarna de meetdata
in om de flow te berekenen.
Wanneer de pompen uitgeschakeld zijn wordt de tijd gemeten die
nodig is om een bepaalde verhoging in niveau te realiseren, hier-
uit wordt de instroomflow berekend. De berekeningen zijn geba-
seerd op een constante flow tijdens bedrijf van de pomp.
Het putvolume tussen het onderste meetniveau (de hoogte "h
en het bovenste meetniveau (de hoogte "h
mogelijk te worden ingevoerd om het systeem in staat te stellen
de juiste flow te berekenen. Een flow die op deze wijze berekend
wordt heeft een empirische nauwkeurigheid van ±10% onder de
voorwaarde dat de instroomflow constant is tijdens bedrijf van de
pomp en dat de geselecteerde waarden voor hoogte/volume een
bruikbare pomptijd/put-verhouding opleveren.
Pad: Instellingen
>
Put
>
Omschrijving van displayteksten:
Displaytekst
Functie
Voer de werkelijke putdiepte in. Als de niveaus in het display in hoofdstuk
Putdiepte
putdiepte in dit display; dit zal de afstand tussen de actuele weergegeven start- en stopniveaus vergroten. Put-
diepte-instellingen worden alleen gebruikt voor de grafische weergave van de put.
Bovenste meet-
Voer het bovenste meetniveau in voor de flowberekening. Het niveau moet lager zijn dan het "Start 1" niveau,
niveau
afb. 22, pagina 31.
Onderste meet-
Voer het onderste meetniveau in voor de flowberekening. Het niveau moet hoger zijn dan het "Stop 1" niveau, afb.
niveau
22, pagina 31.
Voer de maximaal toelaatbare tijd in voor het verhogen van het niveau tussen het onderste meetniveau en het bo-
venste meetniveau. Deze tijd wordt gevonden door de tijd te meten die het normaal gesproken duurt om het niveau
te verhogen vanaf het onderste meetniveau tot aan het bovenste meetniveau. De ingevoerde tijd dient 1,2 maal
Max. meettijd
langer te zijn.
Voorbeeld: Het duurt 20 minuten om de put te vullen, inclusief 15 minuten voor het vullen van het volume tussen
het onderste en het bovenste meetniveau. De tijd wordt ingesteld op 15 x 60 x 1,2 = 1080 seconden. De tijd wordt
ingesteld in seconden.
Min. flow vermeer-
De berekening van de min. flow vermenigvuldigingsfactor wordt hieronder beschreven. Fabrieksinstelling: 5.
dering (factor)
Max. flow vermeer-
De berekening van de max. flow vermenigvuldigingsfactor wordt hieronder beschreven. Fabrieksinstelling: 7.
dering (factor)
Berekend volume
Voer het putvolume tussen het onderste en het bovenste meetniveau in.
Er wordt aangenomen dat de flowberekening in 80-100% van de
pompstarts wordt uitgevoerd. Als een flowberekening voor de
actuele put niet in tenminste 70% van de pompstarts wordt uitge-
voerd, dient te worden gecontroleerd hoelang het duurt om het
niveau vanaf het onderste naar het bovenste meetniveau te ver-
hogen. Als de gemeten tijd langer is dan de max. ingestelde
meettijd moet laatstgenoemde tijd worden gewijzigd, zie het
voorbeeld in bovenstaande tabel.
Als nog steeds geen flowberekeningen worden gemaakt, wordt
de tijd voor het ledigen ook gemeten.
")
1
") dient zo nauwkeurig
2
Omschrijving
Voer de volgende putgegevens in:
Putdiepte
Bovenste meetniveau (het niveau moet lager zijn dan het "Start 1" niveau)
Onderste meetniveau (het niveau moet hoger zijn dan het "Stop 1" niveau)
Berekend volume
Max. meettijd
Min. flow vermeerdering (factor)
Max. flow vermeerdering (factor).
Wanneer een put wordt leeggepompt wordt de tijd die een pomp
nodig heeft om dit volume af te voeren gemeten, zodat de pomp-
capaciteit wordt berekend.
N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een
voorbeeld te worden beschouwd.
11. Status
Voorbeeld 1: Het duurt ongeveer 3 minuten om de put te vullen
en ongeveer 1 minuut om deze te ledigen. De verhouding tussen
het vullen en ledigen van de put is 3:1 = ongeveer 3. Stel de
min. flow vermenigvuldigingsfactor in op 2.
Voorbeeld 2: Het duurt ongeveer 20 minuten om de put te vullen
en ongeveer 2 minuten om deze te ledigen. De verhouding tus-
sen het vullen en ledigen van de put is 20:2 = ongeveer 10.
Stel de max. flow vermenigvuldigingsfactor in op 11.
N.B.: Veranderingen in de min. flow vermenigvuldigings- en
max. flow vermenigvuldigingsfactoren beïnvloeden de flowbere-
kening. De beste nauwkeurigheid wordt verkregen met waarden
tussen 5 en 7.
overlappen, verlaag dan de
77

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave