5.10 SM 111 en IO 111
De SM 111 en IO 111 modules zorgen ervoor dat de gebruiker
meer pompen en systeemgegevens kan bewaken.
De SM 111 module wordt of in de pomp gemonteerd of in een
besturingskast.
De IO 111 module wordt in een besturingskast gemonteerd. De
DIP schakelaars van de IO 111 worden gebruikt om de IO 111 te
configureren. Alle DIP schakelaars worden in de OFF positie
getoond. Zie afb. 2.
5.10.1 Communicatie tussen de SM 111 en IO 111
De power lines worden gebruikt voor de overdracht van data tus-
sen de SM 111 en IO 111. Dit betekent dat modules met slechts
twee kabels zijn aangesoten.
N.B.: Zie de relevante installatie- en bedieningsinstructies voor
meer informatie over de modules.
IO 111
Power line com-
T1 T2
G1 A1 G2 A2 K1 K2 R1 R2
PE
municatie d.m.v
het Grundfos
A Y B
D1 D2 D3 D4 D5 D6 D7 D8
GENIbus
protocol
ON
DIP
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
P1 P2 P3 P4 P5
I1 I2 I3
Afb. 2 Communicatie en voedingsspanning
5.10.2 Instellen van de pompuitvoering
De gebruiker dient in te stellen met welk type systeem de SM 111
en IO 111 modules verbonden zijn.
DIP schakelaars worden gebruikt om de pomp uitvoering in
te stellen.
ON
Pomp
uitvoering
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
ON
Variant B
1 2
ON
Variant C
1 2
10
SM 111
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1011 1213 14
Opnemer ingangen
DIP
Beschrijving
Systeem met SM 111:
PTC sensoren zijn niet op
de SM 111 aangesloten,
maar moeten hardware-
matig vanuit de pomp
worden aangesloten.
Systeem met SM 111:
PTC sensoren in de wik-
kelingen van de stator
zijn aangesloten op de
SM 111.
5.10.3 Instelling van GENI adressen
De IO 111 communiceert met besturingssystemen via een
GENIbus verbinding. Bij verbinding met buscommunicatie is de
IO 111 slaaf. Aangezien een besturingssysteem in staat moet zijn
om de slave-units waarmee gecommuniceerd wordt te identifice-
ren, moeten de IO 111 modules unieke adressen bezitten.
Adressen tussen 40 en 45 worden ingesteld d.m.v schakelaars 3,
4 en 5.
N.B.: Het GENI adres 40 wordt altijd gebruikt voor pomp 1.
DIP schakelaars die gebruikt worden voor instelling van het
pompnummer
ON
DIP
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 4 5
3 4 5
3 4 5
3 4 5
3 4 5
3 4 5
N.B.: Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de IO 111
voor de instelling van het GENI adres.
5.10.4 Instelling van analoge uitgangen op de IO 111
De DIP schakelaars 6 en 7 worden gebruikt voor instelling van de
analoge uitgangen. Zie de installatie- en bedieningsinstructies
van de IO 111 voor meer informatie.
5.10.5 Instelling van communicatie tussen de IO 111 en
CU 401
GENIbus communicatie wordt altijd gebruikt in afvalwater appli-
caties. Stel DIP schakelaar 8 op OFF om GENIbus communicatie
mogelijk te maken.
DIP schakelaar die wordt gebruikt om het bus protocol in te
stellen
ON
Bus
protocol
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
GENIbus
8
Beschrijving
Pomp 1
Pomp 2
Pomp 3
Pomp 4
Pomp 5
Pomp 6
DIP
Beschrijving
Standaard protocol van
Grundfos voor communi-
catie tussen Grundfos
producten.