12.2 Bediening - start- en stopniveaus
Dit display kan worden gebruikt om de waarden voor niveaurege-
ling te regelen of te wijzigen.
N.B.: Dit is alleen mogelijk als het systeem is uitgevoerd met een
analoge niveau-opnemer.
Zie de valideringsregels voor wat betreft vlotterschakelaars, zie
paragraaf
14.5
Niveau-opnemer.
N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een
voorbeeld te worden beschouwd.
Pad: Bediening
>
Start- en stopniveaus
Omschrijving van displayteksten:
Displaytekst
Omschrijving
Wanneer dit niveau is bereikt loopt het water over de rand van de put of in een overstroomkanaal.
Overstroomniveau
Het overstroomniveau heeft een storingsmelding tot gevolg.
Dit is het hoogste storingsniveau, wat hoog waterniveau weergeeft. Wanneer dit niveau wordt bereikt zal het
systeem proberen om alle pompen in te schakelen of te herinschakelen (het max. aantal in te schakelen pom-
Hoog niveau
pen kan worden begrensd in het groepconfiguratie-display, zie paragraaf
geavanceerde
Het storingsniveau activeert een storingsmelding, indien gewenst (zie paragraaf
waarschuwingen). Het storingsniveau kan worden ingesteld tussen het laagste stopniveau en hoog niveau. Het
Storingsniveau
storingsniveau heeft ook vergrendeling tot gevolg, wanneer vergrendeling is gekozen in het display genaamd
"Vergrendeling", zie paragraaf
Dit is het laagste startniveau. Bij startniveau 1 schakelt de eerste pomp in (niet perse pomp 1, zie paragraaf
Startniveau 1
14.13.2
Dit is het volgende startniveau. Het wordt aanbevolen om startniveau 2 gelijk aan of hoger dan startniveau 1 in
Startniveau 2
te stellen.
Dit is het volgende startniveau. Het wordt aanbevolen om startniveau 3 gelijk aan of hoger dan startniveau 2 in
Startniveau 3
te stellen.
Dit is het volgende startniveau. Het wordt aanbevolen om startniveau 4 gelijk aan of hoger dan startniveau 3 in
Startniveau 4
te stellen.
Dit is het volgende startniveau. Het wordt aanbevolen om startniveau 5 gelijk aan of hoger dan startniveau 4 in
Startniveau 5
te stellen.
Dit is het volgende startniveau. Het wordt aanbevolen om startniveau 6 gelijk aan of hoger dan startniveau 5 in
Startniveau 6
te stellen.
Dit is het laagste stopniveau. Bij stopniveau 1 schakelt de laatste pomp uit. Stopniveau 1 kan worden ingesteld
Stopniveau 1
tussen het droogloopniveau en startniveau 1.
Dit is het tweede stopniveau vanaf de bodem. Bij stopniveau 2 schakelt de op één na laatste pomp uit.
Stopniveau 2
Het wordt aanbevolen om stopniveau 2 hoger dan of gelijk aan stopniveau 1 in te stellen.
Dit is het derde stopniveau vanaf de bodem. Bij stopniveau 3 schakelt de op twee na laatste pomp uit.
Stopniveau 3
Het wordt aanbevolen om stopniveau 3 hoger dan of gelijk aan stopniveau 2 in te stellen.
48
>
Omschrijving
Selecteer het gewenste niveau dat gewijzigd moet worden en druk op ok. Het kader
begint te knipperen; gebruik de plus- en min-toetsen om een nieuwe waarde in te voe-
ren. Druk op de ok-toets om de nieuwe waarde te bevestigen.
Mogelijke instellingen:
•
Overstroomniveau
•
Hoog niveau
•
Storingsniveau (schakelt vergrendeling in)
•
Startniveau 1
•
Startniveau 2
•
Startniveau 3
•
Startniveau 4
•
Startniveau 5
•
Startniveau 6
•
Stopniveau 1
•
Stopniveau 2
•
Stopniveau 3
•
Stopniveau 4
•
Stopniveau 5
•
Stopniveau 6
N.B.: Op het hoogste stopniveau wordt vergrendeling uitgeschakeld.
Zie ook paragraaf
•
Droogloopniveau.
wisseling).
14.22.6 Vergrendeling -
Groepseigenschappen).
14.22.6 Vergrendeling -
configuratie.
configuratie.
14.13 Groepconfiguratie - wisseling/
14.2 Storingsmeldingen en