Relaisuitgangen
Dit display wordt gebruikt om de functie van de afzonderlijke
relaisuitgang in te stellen.
Elk van de vier uitgangen kan worden geconfigureerd naar de
wensen van de gebruiker.
De gebruiker kan de naam van de uitgang wijzigen met "Selec-
teer naam". Het onderstaande voorbeeld toont hoe de DO1, DO2,
DO3 en DO4 uitgangen worden geconfigureerd.
N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een
voorbeeld te worden beschouwd.
Pad: Instellingen
>
Systeem
Klemaanduiding
Besturingskast
Maximale belasting
Maximaal vermogen
Voor nadere elektrische gegevens, zie installatie- en bedie-
ningsinstructies voor de IO 403.
Water-op-de-vloer
detectie (DI5)
Afb. 27 Voorbeeld van installatie met sensor en afvoerpomp
waarbij DI5 is ingesteld om DO1 te regelen
110
>
I/O-instellingen
>
IO 403, I/O-instellingen
Omschrijving
Selecteer de naam van de gewenste relaisuitgang (het voorbeeld geeft de DO1 uitgang
weer):
•
IO 403, DO1.
Selecteer de functie van het gewenste relais:
•
NO (normaal open) (fabrieksinstelling)
•
NC (normaal gesloten)
•
Wachttijd
•
Geregeld door DI5
•
Geregeld door SCADA.
DO1
DI5 / SCADA
400 VAC, 2 A
400 VA
DO1 DI5
Afvoerpomp geregeld
door DO1
>
IO 403, DO1 relaisuitgang
Relaisuitgangen
DO2
DI6 / SCADA
DI7 / SCADA
400 VAC, 2 A
400 VAC, 2 A
400 VA
>
DO3
DI8 / SCADA
400 VAC, 2 A
400 VA
400 VA
DO4