14.16 Gebruikerslog - keuze van de te loggen gegevens
Dit display wordt gebruikt voor het activeren van het loggen van
gegevens voor de geselecteerde parameters. In het algemeen
geldt dat het loggen van gegevens wordt beperkt tot meetbare
parameters; als bijvoorbeeld de MP 204 bewakingseenheid niet
wordt gebruikt voor een temperatuurmeting aan één van de pom-
pen, dient het loggen deze meting te worden uitgeschakeld.
Om onnodig gebruik van de interne opslagcapaciteit te voorko-
men, dienen alleen die gegevens van de parameters te worden
gelogd welke in het systeem beschikbaar zijn.
Het doel van het loggen is het bewaken van
•
de bedrijfsstatus
•
de pompconditie.
N.B.: Het display zoals hieronder weergegeven dient als een
voorbeeld te worden beschouwd.
Pad: Instellingen
>
Systeem
Het is de verantwoordelijkheid van het SCADA systeem om de
gegevens te verzamelen welke relevant zijn voor een totaal over-
zicht van de bedrijfsstatus van het systeem.
Het SCADA systeem is normaal gesproken in staat om alle
gelogde gegevens op te slaan.
De gelogde gegevens kunnen voor het weergeven van trendgra-
fieken worden gebruikt. Trendgrafieken geven direct een volledig
overzicht van de gelogde gegevens, zie paragraaf
11.12
Trendgrafieken.
>
Gebruikerslog gegevenskeuze
Omschrijving
Selecteer de parameters van het systeem en de pompen waarvan de gegevens worden
gelogd:
Systeem:
•
Niveau
•
Gemiddelde flow
•
Vermogen
•
Specifieke energie (vermogen).
Pompen:
•
Temperatuur, Pt 1 (IO 401)
•
Temperatuur, Pt 2 (van MP 204 of IO 111. Als beide units aangesloten zijn, zal alleen
data van IO 111 gelogd worden.)
•
Water in olie
•
Gemiddelde flow
•
Gemiddelde netspanning
•
Gemiddelde stroom
•
Vermogen
cos ϕ.
•
>
121