Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gebruik Van Ingangen Bij Aansluiting Van Meerdere - Grundfos Modular Controls Installatie- En Bedieningsinstructies

Voor afvalwaterpompstations ww 2 toepassing, versie v02.00
Inhoudsopgave

Advertenties

5.10.6 Automatische opnemer detectie
De eerste keer dat de voedingsspanning wordt aangesloten, zal
de SM 111 alle ingangen controleren om te zien welke opnemers
zijn aangesloten. Als een correct signaal wordt gemeten, zal de
SM 111 registreren dat er een opnemer aanwezig is en de status
opslaan.
Als de IO 111 aangeeft dat er een opnemer of configuratie storing
is, moet de opnemer detectie worden gewijzigd. Verander DIP
schakelaar 9 op de IO 111 van OFF naar ON.
Na ong. 5 seconden zal de SM 111 gereset worden en is de opne-
mer detectie gereed. Zet dan de DIP schakelaar terug naar OFF.
DIP schakelaar die wordt gebruikt voor opnemer detectie
ON
Opnemer
detectie
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Ingescha-
keld.
9
Zet de DIP
schakelaar
terug.
9
5.10.7 Aansluiting
De IO 111 modules zijn parallel geschakeld in een BUS-topologie.
N.B.: De maximale lengte van de GENI kabel is 1200 meter.
A Y B
Afb. 3 Meerdere IO 111 modules verbinden met
een BUS-topologie
Meten
De water-in-olie detectie is alleen actief wanneer de pomp draait.
De isolatieweerstand wordt alleen gemeten wanneer de pomp is
uitgeschakeld.
5.10.8 Ingangen op de SM 111
Analoge ingangen
De SM 111 module heeft zeven analoge ingangen. Eén van de
ingangen is aanvullend en kan door de gebruiker worden geconfi-
gureerd. Het is mogelijk om de te tonen eenheid te selecteren
wanneer een analoge opnemer is aangesloten op een aanvul-
lende ingang. Zie hoofdstuk
Alle analoge ingangssignalen zijn 4-20 mA.
DIP
Beschrijving
Verander DIP schake-
laar 9 op de IO 111 van
OFF naar ON. Na ong.
5 seconden zal de
SM 111 gereset worden
en is de opnemer detec-
tie gereed.
Zet de DIP schakaleaar
in OFF.
CU 401
IO 403
14.20
Eenheden.
Digitale ingang en PTC ingang
De SM 111 heeft een digitale ingang en een ingang voor de PTC
opnemer.
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de SM 111 voor
meer informatie over de elektrische gegevens.
Afb. 4 SM 111 klemmen
Klem
Beschrijving
1
Trillingsopnemer
2
Aanvullende analoge opnemer
3
Voeding voor 4-20 mA opnemer
4
Water-in-olie detectie (WIO)
5
Gebruikelijk GND voor opnemers
6
Stroomkabel communicatie voor opnemer kaart
7
Aarde aansluiting voor pomp (PE)
8
Voeding voor opnemer kaart
9
PTC ingang
10
Pt 4 (stator wikkeling), Pt1000 ingang
11
Digitale ingang
12
Pt 3 (belangrijkste lager), Pt100 ingang
13
Pt 2 (ondersteunende lager), Pt100 ingang
14
Pt 4 (stator wikkeling), Pt100 ingang
N.B.: Als zowel een Pt100 en en Pt1000 opnemer zijn aangeslo-
ten op de SM 111 (Pt 4), wordt het signaal van de Pt1000
gebruikt.
N.B.: Wanneer de gebruiker alle aansluitingen heeft gemaakt,
moet er zeker gesteld worden dat alle draden op de juiste klem-
men zijn bevestigd.
5.10.9 IO 111 en andere modules
Als zowel een IO 111 module en MP 204 motorbeveiliging op het
systeem zijn aangesloten, wordt de isolatieweerstand, inclusief
de alarmen en waarschuwingen, overgenomen van de MP 204.
De Pt 2 temperatuurmeting, inclusief alarmen en waarschuwin-
gen, wordt overgenomen van de IO 111. Zie hoofdstuk

5.9 Gebruik van ingangen bij aansluiting van meerdere

5.10.10 Instellen van alarmen en waarschuwingen
De CU 401 kan worden geconfigureerd om alarmen en waarschu-
wingen te behandelen die door de IO 111 of SM 111 zijn opge-
merkt. Wijzigingen in de alarmlimieten van de IO 111 en SM 111
kunnen in de IO 111 worden gemaakt, eventuwwl d.m.v de
PC Tool MP 204. Behandeling van alarmen wordt in detail in
hoofdstuk
14.2.6 Pompstoringen en -waarschuwingen - Storings-
besproken.
afhandeling
Elk alarm en/of waarschuwing kan worden gereset of erkend.
Zie hoofdstuk
11.3 Storingslijst - resetten/accepteren van pomp-
storingen en
waarschuwingen.
N.B.: De IO 111 module detecteert geen alarmen of waarschu-
wingen van de aanvullende analoge ingang.
units.
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave