Inhoudsopgave
Advertenties
8.5
Toevoerdruk
Om een optimale en rustige werking van de pomp te waarborgen, moet de toevoerdruk (systeem-
druk) correct ingesteld worden.
8.5.1 Min. toevoerdruk
Aanwijzing
In zuigleidingen is slechts een geringe weerstand toegestaan. Dat betekent dat het
nulpunt van de installatie kort vóór de zuigpoort van de pomp moet liggen.
De minimale toevoerdruk bedraagt bij 500 m boven zeeniveau:
VivarA
VivarA S 40
VivarA S 50
VivarA S 65
VivarA S 80
VivarA S 100
VivarA M 40
VivarA M 50
VivarA M 65
VivarA M 80
VivarA M 100
VivarA M 125
VivarA M 150
8.5.2 Maximale toevoerdruk
De maximale toevoerdruk en de nulopvoerdruk moeten altijd lager zijn dan de maximaal toegestane
bedrijfsdruk (zie paragraaf 8.4).
8.6
Debiet
8.6.1 Minimumdebiet
Aanwijzing
Er moet gewaarborgd worden dat er in de pomp altijd sprake is van een minimale
volumestroom (minimumdebiet).
Er moet gewaarborgd worden dat er in de pomp altijd sprake is van een minimale volumestroom
(minimumdebiet) die 10 % van het bij het optimale rendement horende debiet bedraagt. Bij geregel-
de pompen die met een gereduceerd toerental lopen, mag deze waarde ook lager zijn. Het debiet
en de opvoerhoogte bij optimaal rendement (BEP) vindt u in het gegevensblad van de pomp.
Mediumtemperatuur
75 °C
Toevoerdruk [bar]
0,1
0,7
0,7
0,7
0,7
0,1
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
95 °C
0,5
1,2
1,2
1,2
1,2
0,5
1,2
1,2
1,2
1,2
1,2
1,2
Nederlands
31
|
110 °C
1,0
1,7
1,7
1,7
1,7
1,0
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
