Advertenties
Besturingselementen
Starten en rijden
De parkeersensoren voor worden automatisch
ingeschakeld wanneer de motor draait en drive
(rijstand) is geselecteerd. De parkeersensoren
achter worden ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt geselecteerd. Het
lampje rond de knop van de parkeersensoren
brandt oranje om aan te geven dat de
parkeersensoren zijn ingeschakeld.
De parkeersensoren voor kunnen worden
geactiveerd wanneer het voertuig in de
neutraalstand staat en het systeem handmatig
wordt ingeschakeld.
De middelste sensoren op de voorbumper
hebben een bereik van ongeveer 1 m. De
middelste sensoren in de achterbumper hebben
een bereik van ongeveer 1,5 m.
Er klinkt een onderbroken geluidssignaal als een
obstakel zich binnen het bereik bevindt.
Naarmate het voertuig dichter bij een obstakel
komt, neemt de frequentie van de toon toe.
Wanneer de afstand tussen de sensoren en de
obstructie minder dan ongeveer 40 cm is, klinkt
de toon continu.
2.16
WAARSCHUWING: De
parkeersensoren detecteren
bewegende objecten zoals kinderen
en dieren mogelijk pas wanneer ze
gevaarlijk dicht in de buurt zijn.
Manoeuvreer altijd voorzichtig en
gebruik altijd uw spiegels, draai uw
hoofd en kijk achter u.
OPMERKING: De parkeersensoren
dienen alleen ter begeleiding en zijn
niet bedoeld als vervanging van de
visuele controles van de bestuurder op
obstakels tijdens het manoeuvreren.
Het is mogelijk dat de parkeersensoren
sommige obstakels niet detecteren,
zoals smalle paaltjes of kleine obstakels
dicht bij de grond, zoals stoepranden.
De parkeersensoren achter worden automatisch
uitgeschakeld wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld. De parkeersensoren voor
worden automatisch uitgeschakeld wanneer de
voertuigsnelheid hoger is dan 26 km/h en drive
(rijstand) is geselecteerd. Als de parkeersensoren
handmatig zijn geactiveerd door op het midden
van de knop te drukken, worden de
parkeersensoren voor weer actief wanneer de
voertuigsnelheid daalt tot 20 km/h.
De parkeersensoren kunnen handmatig worden
uitgeschakeld door het midden van de knop
ingedrukt te houden. Druk in de stand drive of
neutral op het midden van de knop om de
parkeersensorweergave op het touchscreen van
het centrale infotainmentsysteem te
verwijderen. De parkeersensoren kunnen niet
handmatig worden uitgeschakeld als de
achteruitversnelling is geselecteerd. Als de
schakelaar handmatig wordt uitgeschakeld, gaat
het lampje rond de knop uit.
Als het systeem handmatig is uitgeschakeld,
worden de sensoren voor en achter nog steeds
ingeschakeld als de achteruitversnelling wordt
geselecteerd en blijven ze ingeschakeld totdat
drive of neutral weer wordt geselecteerd.
Als er een storing wordt gedetecteerd, wordt
het systeem uitgeschakeld en verschijnt een
bericht op de Bestuurdersdisplay. Het lampje van
de parkeersensorknop knippert. Als de sensoren
worden bedekt door vuil, ijs of sneeuw, moet u
ze reinigen. Neem contact op met uw McLaren-
dealer als het probleem zich blijft voordoen.
Advertenties
