Advertenties
Conformiteitsinformatie
Naleving
De Stolen Vehicle Tracking-eenheid
bedienen met bestuurderskaart
De Stolen Vehicle Tracking-eenheid kan
automatisch worden uitgeschakeld met een
geactiveerde bestuurderskaart.
Bestuurderskaart aanzetten
Druk op knop A op de bestuurderskaart.
Het indicatielampje B knippert snel. Wanneer u
knop Aloslaat, knippert het indicatielampje met
tussenpozen van ongeveer 3 seconden.
Als het indicatielampje op een geactiveerde
bestuurderskaart niet meer om de 3 seconden
knippert of als u op knop A op de
bestuurderskaart drukt, is de batterij leeg en
moet deze worden vervangen.
Bestuurderskaart uitzetten
Druk op toets A op de bestuurderskaart en houd
deze ca. 8 seconden ingedrukt tot
indicatielampje B uitgaat.
Schakel de bestuurderskaart uit als deze lange
tijd niet wordt gebruikt om de levensduur van de
batterij te verlengen.
OPMERKING: Tijdens transport per
vliegtuig moet de bestuurderskaart
worden uitgeschakeld in
overeenstemming met de richtlijnen
die van toepassing zijn op vliegtuigen.
Het Stolen Vehicle Tracking-systeem met
bestuurderskaart inschakelen
Zet het contact uit en neem de bestuurderskaart
mee wanneer u de auto verlaat.
Als de bestuurderskaart ver genoeg van het
voertuig is verwijderd, wordt de eenheid na
ongeveer 70 seconden ingeschakeld.
Diefstal van het voertuig kan worden
gedetecteerd.
Stolen Vehicle Tracking-eenheid
uitschakelen met bestuurderskaart
Plaats de bestuurderskaart in de middenconsole
in de auto of houd hem bij u.
De eenheid wordt uitgeschakeld als de
geactiveerde bestuurderskaart zich in het
voertuig of in de onmiddellijke nabijheid van het
voertuig bevindt.
OPMERKING:
Plaats de bestuurderskaart niet in
de bagageruimte of in de
motorruimte of in de buurt van
metaal, zoals munten.
Voertuigen worden vaak gestolen
met gestolen sleutels van de
bestuurder. Bevestig de
bestuurderskaart niet aan de
sleutel van de bestuurder.
Als u een bestuurderskaart wilt toevoegen,
verwijderen of vervangen: Neem contact op met
uw SOC.
8.11
Advertenties
