Besturingselementen
Tanken
6.
Neem het mondstuk uit.
7.
Sluit de brandstofklep. U hoort dat de
vergrendeling wordt geactiveerd.
Vullen met de brandstoftrechter
1.
Schakel de motor uit.
2.
Druk op de achterrand van de
brandstofklep; de vergrendeling wordt
ontgrendeld.
3.
Open de klep.
OPMERKING: Uw voertuig is niet
uitgerust met een brandstofvuldop.
4.
Neem de brandstoftrechter uit de
bagageruimte voor, zie Brandstoftrechter,
pagina 6.15.
5.
Steek de brandstoftrechter volledig in de
vulopening.
6.
Steek het mondstuk in de
brandstoftrechter en vul de tank met
brandstof. Zie Aanbevolen brandstof,
pagina 2.64 voor brandstofaanbevelingen.
7.
Vul niet te veel bij.
WAARSCHUWING: Let op dat u niet
morst en de tank te vol raakt. Zorg
ervoor dat alle gemorste vloeistoffen
onmiddellijk worden verwijderd.
8.
Neem het mondstuk uit.
9.
Verwijder de brandstoftrechter, reinig deze
grondig en berg deze op in de bagageruimte
voor.
10. Sluit de brandstofklep. U hoort dat de
vergrendeling wordt geactiveerd.
2.63