Voordat u gaat rijden
Spiegels
Spiegels verstellen
1.
Schakel het contact in.
2.
Draai de knop naar links (1) om de
linkerspiegel te verstellen of naar rechts
(2) om de rechterspiegel te verstellen.
3.
Beweeg de knop omhoog, omlaag, naar
links en naar rechts om de spiegel in de
gewenste stand te zetten.
Buitenspiegel inklappen
1.
Schakel het contact in.
2.
Draai de knop naar stand (3) om de
buitenspiegels in te klappen.
1.36
3.
Om de buitenspiegels uit te klappen, draait
u de knop uit stand (3).
OPMERKING: Als de knop in stand
blijft staan, blijven de buitenspiegels
ingeklapt totdat aan de knop wordt
gedraaid.
Buitenspiegel automatisch inklappen
De buitenspiegels worden automatisch ingeklapt
wanneer het voertuig wordt vergrendeld. De
buitenspiegels worden uitgeklapt wanneer een
portier wordt geopend, niet wanneer het
voertuig wordt ontgrendeld. Deze functie kan
worden in- of uitgeschakeld in de instellingen,
zie Automatisch vouwen, pagina 4.11.
Spiegelkanteling bij achteruitrijden
De buitenspiegels kunnen zo worden ingesteld
dat ze naar beneden kantelen wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. U hebt
dan zicht op de grond langs het voertuig. Zie
Bediening parkeer, pagina 4.12. Deze functie kan
worden in- of uitgeschakeld in de instellingen,
zie Achteruitkijkspiegel Dip, pagina 4.12.
Verwarmde spiegels
De buitenspiegels worden verwarmd wanneer
de achterruitverwarming is ingeschakeld. Ze
(3)
worden ook verwarmd wanneer de
omgevingstemperatuur lager is dan 5 °C. Zie
Achterruitverwarming, pagina 5.11.