C.Fn II-6: Lenssturing bij AF onmogelijk
U kunt lenswerking opgeven in gevallen waarbij de camera niet automatisch
kan scherpstellen op een onderwerp.
0: Continu scherpstellen
z
Als er niet met automatische scherpstelling kan worden scherpgesteld,
blijft de lens naar de juiste scherpstelling zoeken.
1: Stop scherpstellen
z
Als de automatische scherpstelling start, maar het resultaat onacceptabel
is of achterwege blijft, stopt de lens. Dit voorkomt dat het beeld extreem
onscherp wordt doordat de camera naar de juiste scherpstelling blijft
zoeken.
[1:Stop scherpstellen] wordt aanbevolen voor supertelelenzen of andere
o
lenzen die een groot gebied dekken om vertraging bij het zoeken naar de
juiste scherpstelling te voorkomen als de opname erg onscherp wordt.
C.Fn II-7: AF-gebiedselectiemodus selecteren
De markering [ X ] kan niet worden verwijderd uit [Handm. selectie:1 pt AF].
o
U kunt bepaalde AF-gebiedselectiemodi niet gebruiken, zelfs niet als u een
o
vinkje [ X ] toevoegt in [Sel. AF-gebiedselectiemodus].
Persoonlijke voorkeuze-instellingen
U kunt de selecteerbare AF-
gebiedselectiemodi beperken tot uw
opnamevoorkeuren. Selecteer de gewenste
AF-gebiedselectiemodus en druk op < 0 >
om er een [ X ] bij te zetten. Selecteer [OK]
om de instelling te registreren.
De AF-gebiedselectiemodi zijn beschreven
op = 128– = 129.
563