AF-opnamepunten
Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld
z
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Tijdens het scherpstellen kan de helderheid van het beeld veranderen.
z
Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan
z
het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de snelheid bij
continue opnames lager liggen.
Als de lichtbron tijdens het opnemen verandert, kan het beeldscherm
z
flikkeren en kan mogelijk moeilijk worden scherpgesteld. Start de camera
in dat geval opnieuw en hervat het opnemen met AF onder de lichtbron
die u gaat gebruiken.
Als scherpstellen met AF niet mogelijk is, stel dan handmatig scherp
z
( = 147).
Voor onderwerpen aan de rand van het scherm die enigszins onscherp
z
zijn, kunt u proberen om het onderwerp (of het AF-punt of het Zone-AF-
kader) scherp te krijgen, waarna u de opname opnieuw instelt.
Bij bepaalde lenzen kan het langer duren om scherp te stellen met
z
automatische scherpstelling of wordt nauwkeurige scherpstelling mogelijk
niet bereikt.
De AF-methode (Live View-opnames) selecteren
145