Advertenties
Aanpassen van beeldstijlen
Instellingen en effecten
Scherpte
A Sterkte
g
1
B Details*
C Drempel*
h Contrast
i Verzadiging
j Kleurtoon
*1: Geeft de details aan van de contouren die moeten worden benadrukt. Hoe kleiner
het getal, hoe fijner de contouren die kunnen worden benadrukt.
*2: Geeft op hoeveel de contouren worden benadrukt op basis van het verschil in
contrast tussen het onderwerp en het gebied eromheen. Hoe kleiner het getal, hoe
meer de contouren zullen worden benadrukt wanneer het verschil in contrast laag
is. Ruis is echter meer zichtbaar wanneer het getal kleiner is.
Voor het maken van movies kunt u [Details] en [Drempel] voor [Scherpte]
o
niet instellen (worden niet weergegeven).
Door bij stap 3 [Stand.inst.] te selecteren, kunt u de
o
standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen.
Als u opnames wilt maken met de aangepaste beeldstijl, selecteert u eerst de
o
aangepaste beeldstijl en maakt u vervolgens de opnames.
234
4
Stel het effectniveau in.
z
z
0: Zwak benadrukken van
de contouren
1: Fijn
2
1: Zwak
-4: laag contrast
-4: lage verzadiging
-4: roodachtige huidskleur
Druk op de knop < M > om de
aangepaste instellingen op te slaan en
terug te keren naar het keuzescherm
Beeldstijl.
Alle instellingen waarvoor u de
standaardwaarden wijzigt, worden
weergegeven in blauw.
7: Sterk benadrukken van
de contouren
5: Korrelig
5: Sterk
+4: hoog contrast
+4: hoge verzadiging
+4: geelachtige huidskleur
Advertenties
