Technologische functies programmeren
9.4 Pendelcycli (CYCLE4071 ... CYCLE4079)
De vermelding van de aanzetas P8 <S_A1> en/of pendelas P9 <S_A2> is optioneel. Als één
resp. beide parameters niet vermeld zijn, gebruikt de cyclus de eerste beide geometrieassen
van het kanaal.
Als de som van aanzetdiepte P1 <S_I> en en P2 <S_J> gelijk is aan 0 resp. de totale
aanzetdiepte P3 <S_K> gelijk is aan 0, dan wordt slechts één uitvonkbeweging uitgevoerd.
Verloop
1. Start van de cyclus op de actuele positie van de pendelas met aanzetdiepte 0
2. Verplaatsen van de pendelas met de slijpbreedte P4 <S_A> als verplaatsingsweg en
voeding P5 <S_F> met permanente toename van de aanzetdiepte tot de aanzetdiepte bij
het begin P1 <S_I>.
3. Uitvonken met uitvonktijd P7 <S_P>.
4. Verplaatsen van de pendelas met de slijpbreedte P4 <S_A> als verplaatsingsweg naar het
beginpunt en voeding P5 <S_F> met permanente toename van de aanzetdiepte tot de
aanzetdiepte op het einde P2 <S_J>.
5. Uitvonken met uitvonktijd P7 <S_P>.
6. Verplaatsen van de pendelas met de slijpbreedte P4 <S_A> als verplaatsingsweg naar het
beginpunt en voeding P5 <S_F>.
Het verloop is met blok per blok niet onderbreekbaar.
Het verloop wordt zo vaak herhaald tot de volledige aanzetdiepte P3 <S_K> bereikt is. De
laatste beweging wordt dan ongelijkmatig verdeeld.
Voorbeeld
Oscilleren met:
● 20 mm aanzetdiepte bij het begin
● 10 mm aanzetdiepte op het einde
● Totale aanzetdiepte 100 mm
● Slaglengte 100 mm
222
Bedieningshandboek, 10/2015, 6FC5398-0EP40-0JA2
Slijpen