Technologische functies programmeren
9.1 Contour programmeren
Startpunt polair
Parameters
Beschrijving
PL
Bewerkingsvlak
cartesiaans:
X
Startpunt X (abs)
Y
Startpunt Y (abs)
polair:
X
Positie pool (abs)
Y
Positie pool (abs)
Startpunt
L1
Afstand tot de pool, eindpunt (abs)
ϕ1
Polaire hoek tot de pool, eindpunt (abs)
Extra comman‐
Bij het nabewerken van de contour wordt in de baanbesturingsmodus (G64) verplaatst.
do's
D.w.z. dat contourovergangen zoals hoeken, afschuiningen of radii eventueel niet nauw‐
keurig worden bewerkt.
Wanneer u dat wilt voorkomen, heeft u de mogelijkheid om bij de programmering extra
commando's te gebruiken.
Voorbeeld: Programmeer voor een contour eerst de rechte X-evenwijdig en voer voor
de parameter extra commando "G9" (precieze stop per blok) in. Programmeer vervol‐
gens de rechte Y-evenwijdig. De hoek wordt nauwkeurig bewerkt omdat de voeding aan
het einde van de rechte X-evenwijdig gedurende korte tijd nul is.
9.1.3
Contourelementen maken
Nadat u een nieuwe contour heeft gegenereerd en het startpunt heeft bepaald, kunt u de
afzonderlijke contourelementen definiëren waaruit de contour is samengesteld.
Voor het bepalen van de contour staan de volgende contourelementen ter beschikking:
● Rechte verticaal
● Rechte horizonzaal
● Rechte diagonaal
● Cirkel/boog
● Pool
190
1.
Kies het bewerkingsniveau en druk op de softkey "Pool".
2.
Voer de poolpositie in cartesiaanse coördinaten in.
3.
Voer het startpunt van de contour in polaire coördinaten in.
4.
Voer indien gewenst extra commando's in de vorm van G-code in.
5.
Druk op de softkey "Overnemen".
6.
Voer de afzonderlijke contourelementen in.
Bedieningshandboek, 10/2015, 6FC5398-0EP40-0JA2
Eenheid
mm
mm
mm
graden
mm
graden
Slijpen