Werkstuk bewerken
6.5 Programma corrigeren
Correctiemogelijkheden
Afhankelijk van de toestand waarin de besturing zich bevindt, kunt u volgende correcties
uitvoeren m.b.v. de functie programmacorrectie.
● Stoptoestand
Enkel de regels die nog niet werden uitgevoerd kunnen worden gewijzigd.
● Resettoestand
Alle regels kunnen worden gewijzigd.
Opmerking
De functie "Programmacorrectie" is ook tijdens het uitvoeren extern beschikbaar; voor
programmawijzigingen van het NC-kanaal moet het eerst in resettoestand worden gebracht.
Voorwaarde
Een programma is voor uitvoering in bedrijfsmodus "AUTO" geselecteerd.
Procedure
Opmerking
Wanneer u de editor verlaat via de softkey "Sluiten" keert u terug naar het bedieningsbereik
"Programma-manager".
124
1.
Het programma dat moet worden gecorrigeerd bevindt zich in stop- of
resettoestand.
2.
Druk op de softkey "Progr. corr."
Het programma wordt in de editor geopend.
De programmavoorloop en het huidig blok worden weergegeven. Het
huidig blok wordt ook in het lopende programma geactualiseerd, maar
het weergegeven programmafragment niet; d.w.z. dat het huidig blok uit
het weergegeven programmafragment wordt genomen.
Wanneer een subprogramma wordt uitgevoerd, dan wordt dit niet auto‐
matisch geopend.
3.
Voer de gewenste correcties uit.
4.
Druk op de softkey "NC uitvoeren".
Het systeem schakelt opnieuw over naar het bedieningsbereik "Machine"
en selecteert de bedrijfsmodus "AUTO".
5.
Druk op de toets <CYCLE START> om het uitvoeren van het programma
verder te zetten.
Bedieningshandboek, 10/2015, 6FC5398-0EP40-0JA2
Slijpen