Waarschuwing
Veilig parkeren en stoppen
• Laat nooit een baby of kind zonder toezicht
achter in het voertuig met de deuren en ramen
dicht nadat u het voertuig heeft stilgezet of
geparkeerd. De temperatuur in het voertuig
kan oplopen, wat kan leiden tot stikken of
een ongeval.
• Activeer altijd de parkeerrem wanneer
u stilstaat of parkeert. Zelfs een ondergrond
die vlak lijkt kan hellen. Zet versnellingspook
in de P (Parkeerrem) positie en breng altijd de
parkeerrem aan.
• Stop en parkeer niet op een steile helling.
Het remsysteem kan loslaten, waardoor het
voertuig zal bewegen.
• Wanneer u parkeert op een helling, trek dan
altijd de parkeerrem aan en plaats blokken
onder de wielen of draai de wielen zodat ze
richting de stoep staan.
• Zet dan de schakelhendel in de stand P
(parkeren) voor auto's met een automatische
transmissie of in de 1e versnelling
(bergop) of R (bergaf) voor auto's met een
handgeschakelde transmissie.
• Als de auto een automatische transmissie
heeft, gebruik de stand P (parkeren) dan
niet als alternatief voor de parkeerrem. Zorg
er tijdens het parkeren altijd voor dat de
parkeerrem stevig aangetrokken is.
• Stop of parkeer niet bij een plaats met
ontvlambare stoffen. De hitte van de
uitlaatpijp kan een brand veroorzaken.
1-24
Afbeeldingen inhoudsopgave
• Als het voertuig met de achterkant dichtbij
een muur staat, kan langdurig het voertuig
laten opwarmen of op hoge snelheid stationair
draaien de muur doen verkleuren of een brand
veroorzaken door de hitte van het uitlaatgas.
Houd een gepaste afstand.
• Parkeer de auto indien mogelijk niet in een
vochtige of afgesloten ruimte.
Waarschuwing
De motor correct opwarmen
• Rijd nooit zonder de motor op te warmen. Door
direct te vertrekken nadat u de motor hebt
gestart, verkort u de levensduur van de motor.
• Warm de motor niet overdreven op. Warm
hem op tot de temperatuurmeter van de
koelvloeistof begint te bewegen. De benodigde
tijd voor het opwarmen kan verschillen
afhankelijk van de buitentemperatuur.
• Geef geen gas om het toerental op te voeren
terwijl u de motor laat opwarmen. Dit kan de
motor beschadigen.
• Warm de motor niet overdreven op.
Overdreven opwarming van de motor
verhoogt het verbruik en de luchtvervuiling.
• Warm de motor niet op in een afgesloten
ruimte. Uitlaatgassen kunnen zo het voertuig
binnen komen, wat leidt tot vergiftiging.
Waarschuwing
Leg de motor niet stil tijdens het
rijden
• Leg de motor niet stil tijdens het rijden.
Dit kan het stuurwiel bedienen zwaarder
maken en vermindert de remkracht, wat
zeer gevaarlijk is.
Echter, als u de motor moet stoppen door een
noodsituatie tijdens het rijden of door een
ongeval of defect aan het voertuig, volg dan
deze procedure.
► Zie "De motor stilleggen tijdens het
rijden (in geval van nood)" (P. 4-4)
Niet plots starten, accelereren of remmen
• Plots accelereren, starten en remmen doet
u beter niet. Dit doen verhoogt het verbruik
en de luchtvervuiling.
• Accelereren en vertragen doet u het best
rustig.
Rijden op ongeplaveide wegen
en bergwegen
• Controleer vooraf of de weg in goede staat
is en niet abrupt eindigt en of er voldoende
ruimte is voor een U-bocht in het midden van
de weg.
• Op zanderige of droge wegen met veel losse
grond kan het voertuig gemakkelijk slippen.
Rijd dus traag en rustig.