Smart key* en sleutel met afstandsbediening
Functie van iedere knop
Type A (smart key)
(met elektrische achterklep)
B-type (smart key, sleutel met afstandsbediening)
(zonder elektrische achterklep)
Knop
1
Deur
vergrendelen
1
2
Deur
ontgrendelen
2
3
Achterklep
3
(type A)
4
Paniek
(type B)
De deuren vergrendelen
1
Door op de portiervergrendelknop
2
drukken, worden alle portieren en de achterklep
vergrendeld.
• Wanneer de antidiefstalmodus
4
wordt geactiveerd zullen de
waarschuwingsknipperlichten knipperen en
de buzzer klinkt.
Smart key
(type A/B)
Sleutel met
afstandsbediening
(type B)
Kort
Indrukken en
indrukken
vasthouden
Om de deuren te vergrendelen
Om de deuren te ontgrendelen
(Wanneer de beveiliging is
ingeschakeld, wordt alleen de
bestuurdersdeur ontgrendeld)
De elektrische
De werking
achterklep
stoppen
openen/sluiten
De paniek
-
modus activeren/
deactiveren
1
te
Waarschuwings-
Buzzer
knipperlichten
Knippert
Klinkt
tweemaal
eenmaal
Knippert
tweemaal
• Als de knop voor de buitenspiegels in-/
uitklappen in de neutrale positie staat zijn
de buitenspiegels ingeklapt.
► Zie ""De buitenspiegels in-/uitklappen"
(P. 3-47)
Opmerking
Als de START/STOP-schakelaar in de ACC- of de
AAN-stand staat of als de motor is ingeschakeld
kunnen de deuren niet worden vergrendeld met
de deuren vergrendelingsknop.
Let op
• De modus kan alleen naar de bewaking modus
schakelen wanneer alle deuren, de achterklep
en de motorkap gesloten zijn. Wanneer u de
deuren vergrendelingsknop indrukt terwijl de
achterklep of motorkap open is worden alleen
de deuren vergrendeld en wordt de bewaking
modus niet geactiveerd.
• Na het vergrendelen met de smart key
of sleutel met afstandsbediening moet
u controleren of de deur en achterklep
vergrendeld zijn. Als de deuren niet volledig
vergrendeld zijn riskeert u diefstal uit of van
uw voertuig.
Starten en rijden
4
4-9