Als het systeem niet werkt of
verkeerd werkt.
Als er een object is dat niet kan worden
gedetecteerd door de sensor
• Dunne en smalle voorwerpen zoals draden,
touwen en kettingen
• Voorwerpen die geluid absorberen zoals
katoen, spons, vezels of sneeuw
• Obstakels lager dan de bumper
(bijvoorbeeld: leidingen en plassen)
De sensor kan niet detecteren
• Wanneer de sensor bevroren is (de normale
werking zal hervatten zodra deze ontdooid is).
• Wanneer de sensor bevuild is door vreemde
materialen zoals sneeuw, modder of water
druppels (de normale werking zal hervatten
zodra het vuil verwijderd wordt)
Wanneer het detectie bereik van de sensor
smaller wordt
• De sensor is deels bedekt door sneeuw of
modder waardoor het detectie bereik van de
sensor smaller wordt (de normale werking
zal hervatten zodra het vuil verwijderd wordt)
• Wanneer de temperatuur bij de sensor
extreem hoog of laag is
Gevallen waarin er verkeerde werking op
kan treden die niet door een systeem defect
worden veroorzaakt
• Rijden op een oneven wegdek, grindwegen,
een bergweg, of gras.
• Wanneer de bumper lager ligt dan normaal
door zware belading
• Wanneer andere ultrasone golven worden
ontvangen (geluid van metaal, luchtrem van
een groot voertuig, etc.)
• Wanneer er een krachtige radio wordt gebruikt
• Wanneer er zware regen valt
• Wanneer er een accessoire is geplaatst op
of in de buurt van de sensor
Bij het slepen van een aanhanger
De sensor kan de aanhanger detecteren als een
obstakel, en de waarschuwingstoon klinkt continu.
Voorzorgmaatregelen met
betrekking tot het obstakeldetectie-
systeem vooraan/achteraan
Let op
• Wanneer u parkeert of achteruit rijdt controleer
dan of er om het voertuig dieren of personen,
vooral kinderen, aanwezig zijn. Als u geen goed
overzicht heeft, stap dan uit om te controleren.
• Het parkeerhulpsysteem is slechts een handig
hulpmiddel voor de bestuurder, het garandeert
de veiligheid niet. De bestuurder moet altijd
opletten en met alle mogelijkheden rekening
houden.
• Wanneer u hard drukt of kracht uitoefent op de
sensor of de bumper, of er water op hogedruk
tegen de sensor komt bij het wassen van de
auto, dan kan deze beschadigd raken.
• Wanneer het systeem normaal is en de
versnellingspook in de R (achteruit) positie
staat en de START/STOP-schakelaar in de
AAN-stand staat, dan klinkt er eenmaal kort
een piep geluid.
• Als een abnormale waarschuwingstoon
waarvan de duur langer is dan normaal
door de detectie van een obstakel of een
lang waarschuwingssignaal gedurende
3 seconden klinkt wanneer de selectiehendel
in de R (achteruit) positie wordt gezet, dan
zijn er onregelmatigheden in het obstakel
detectiesysteem of in de detectiesensor.
Laat uw voertuig controleren.
• Bij de parkeerplek getoond in de onderstaande
afbeelding, kan het bovenste deel van het
voertuig botsen voordat de sensor aan
de onderkant werkt. Controleer achter het
voertuig door de buitenspiegel te gebruiken
of uw hoofd te keren wanneer u achteruit
parkeert.
Starten en rijden
4
4-163