Rijden in een voertuig uitgevoerd met automatische transmissie
Zet versnellingspook in de P (Parkeerrem)
positie en start de motor terwijl u het rempedaal
intrapt.
1.
Bevestig dat het toerental binnen het
normale bereik is en zet de selectiehendel
in de D (rijstand) of de R (achteruit) positie
terwijl u het rempedaal intrapt.
2.
Zet de parkeerrem los, haal uw voet van het
rempedaal af en rijd rustig weg.
Waarschuwing
• Druk niet op het gaspedaal terwijl u de
motor start. Dit toch doen kan het voertuig
abrupt doen bewegen wat een ongeval kan
veroorzaken.
• De motor kan ook worden gestart nadat de
versnellingspook in de N (vrijloop) positie
is gezet. Echter, voor de veiligheid is het
aangeraden de motor te starten in de P
(Parkeerrem) positie.
• Accelereer niet plotseling meteen nadat
u de versnellingspook van de P (Parkeerrem)
positie naar de D (rijstand) of R (achteruit)
positie heeft verplaatst. In het bijzonder
wanneer u gaat rijden nadat u het voertuig
het stilgezet of geparkeerd op een helling,
beweeg de versnellingspook dan naar de
D (rijstand) of R (achteruit) positie terwijl
u het rempedaal intrapt en wacht even totdat
het vermogen wordt overgebracht in de
transmissie en rijd dan rustig weg.
• Zelfs als de versnellingspook in de D
(rijstand) of R (achteruit) positie staat kan het
voertuig gaan rollen als het op een helling
staat, wees dus voorzichtig.
• Als u het voertuig versnellingspook beweegt
wanneer het voertuig stilstaat, zorg dan dat
u het rempedaal intrapt voor de veiligheid.
• Druk het gaspedaal nooit in terwijl u de
versnellingspook verzet.
• Wanneer u stopt op een steile helling dient
u steeds het rempedaal in te trappen en de
parkeerrem aan te trekken.
• Op een opwaartse of neerwaartse
helling kan het voertuig gaan rollen in de
tegenovergesteld richting van de rijrichting
zelfs als het 'creep'-fenomeen optreedt.
Zorg dus dat u steeds het rempedaal intrapt
wanneer u stopt op een opwaartse of
neerwaartse helling.
• Plaats de versnellingspook niet de N
(vrijloop) positie tijdens het rijden. Dit toch
doen kan leiden tot de verkeerde werking van
de motorrem en een ongeval veroorzaken.
Ook kan het leiden tot slechte smering van
de onderdelen van de versnelling wat de
transmissie kan beschadigen.
Opmerking
• Haal uw voet van het rempedaal en trek rustig
op door op het gaspedaal te trappen nadat het
voertuig langzaam begint te bewegen ('creep'-
fenomeen).
• De versnellingspook bewegen terwijl er
kracht op het aandrijvingssysteem wordt
uitgeoefend doordat het voertuig bijvoorbeeld
op een helling staat kan een schok en geluid
vanuit de transmissie veroorzaken. Dit is een
mechanisch fenomeen dat voortkomt uit de P
positie van de automatische transmissie en
duidt niet op een defect.
• Om de motor in optimale staat te behouden
leert en onthoudt het besturingssysteem van
de motor de karakteristieken van de injectie
in samenhang met verschillende factoren
van de motor. Wanneer zulke processen
worden uitgevoerd tijdens het stationair
draaien kunnen er lichte vibraties of geluiden
optreden. Dat is volstrekt normaal voor de
werking van de motor. Dit moet u niet als
teken van een defect opvatten.
Wat is 'creep'-fenomeen?
Het 'creep'-fenomeen duidt op het
fenomeen dat het voertuig langzaam begint
te bewegen zonder dat het gaspedaal wordt
ingetrapt als de versnellingspook in de D
(rijstand) of R (achteruit) positie is geplaatst
wanneer de motor draait.
U kunt de snelheid van het voertuig
eenvoudig aanpassen door het rempedaal
te gebruiken wanneer u bijvoorbeeld in een
file of in een krappe ruimte rijdt.
Wat is het automatische schakelpunt?
Het automatische schakelpunt waarop de
automatische transmissie de versnelling op-
of terugschakelt kan verschillen afhankelijk
van de rijomstandigheden waaronder
de weg (vlak, helling), de positie van de
versnellingspook, voertuig snelheid en hoe
ver het gaspedaal wordt ingetrapt. Dit is
de normale werking om soepel en stabiel
schakelen, economisch brandstofverbruik
en voertuig prestaties te waarborgen.
Starten en rijden
4
4-95