Advertenties
Wanneer u parkeert op een opwaartse helling
• Wanneer u parkeert op een opwaartse helling,
parkeer het voertuig dan met de wielen gedraaid
in de tegenovergestelde richting tegen de stoep.
Wanneer u parkeert op een neerwaartse helling
• Wanneer u parkeert op een neerwaartse
helling, parkeer het voertuig dan met de
wielen gedraaid in de richting van de stoep.
AUTO HOLD
Wanneer de functie "AUTO HOLD" is
geactiveerd, houdt het voertuig de remdruk vast
om het voertuig stil te houden wanneer u het
voertuig stopt door het rempedaal in te drukken,
om te wachten op een signaal of in geval van
verkeersopstoppingen.
• In de stand R (achteruit) werkt de AUTO
HOLD-functie niet.
• Wanneer u het gaspedaal intrapt wordt
de rem automatisch losgelaten en kunt
u verder rijden.
De AUTO HOLD-functie instellen/
deactiveren
• Wanneer u de AUTO HOLD-schakelaar licht
aanraakt, wordt de AUTO HOLD-functie
ingesteld.
• Wanneer de AUTO HOLD-functie geactiveerd
is, kunt u deze uitschakelen door de AUTO
HOLD-schakelaar licht aan te raken.
• Als u het contact uit- en weer inschakelt,
is de AUTO HOLD-functie uitgeschakeld.
• Wanneer de contactschakelaar wordt
uitgezet en weer ingeschakeld, handhaaft
de AUTO HOLD-functie de stand van vóór
het uitschakelen van het contact.
De AUTO HOLD functie gebruiken
1.
Raak de AUTO HOLD-schakelaar aan.
Het AUTO HOLD (wit)-controlelampje op
het instrumentenbord gaat aan.
2.
Trap het rempedaal in om de auto volledig
tot stilstand te brengen.
De kleur van het AUTO HOLD-
controlelampje verandert van wit naar
groen en de rem wordt in werking gesteld.
3.
Trap het gaspedaal rustig in wanneer
u wegrijdt.
De kleur van het AUTO HOLD-
controlelampje verandert van groen naar wit
en de rem wordt losgelaten.
Starten en rijden
4
4-131
Advertenties
