Park Assist-camera
De parkeercamera is een ondersteunend sys-
teem en wordt geactiveerd bij inschakeling van
de achteruitversnelling.
De cameraweergave verschijnt op het display van
de middenconsole.
N.B.
Wanneer het elektrische systeem van de auto
is geconfigureerd voor een trekhaak, wordt de
uitsteeklengte van de trekhaak meegerekend
bij het meten van de afstand tot obstakels
achter de auto.
WAARSCHUWING
•
De parkeercamera is een hulpmiddel en
kan nooit in de plaats komen van de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder bij
het achteruitrijden.
•
Wanneer er obstakels in de dode hoeken
van de camera zitten, zal het systeem ze
niet kunnen ontdekken.
•
Houd mensen en dieren in de buurt van
de auto daarom in de gaten.
Functie en bediening
Camerapositie bij de openingshandgreep.
De camera toont wat er achter de auto is en of er
iets of iemand van de zijkanten opduikt.
De camera beslaat een breed gebied achter de
auto alsook een deel van de bumper en een
eventuele trekhaak.
Voorwerpen op het display lijken mogelijk over te
hellen – dit is volkomen normaal.
N.B.
Voorwerpen op het beeldscherm kunnen
dichter bij de auto zijn dan dat ze op het
scherm lijken te zijn.
Als een andere schermweergave actief is, neemt
de parkeercamera het scherm automatisch over
voor weergave van de camerabeelden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
wordt met behulp van ononderbroken lijnen gra-
fisch aangegeven waar de achterwielen van de
auto uitkomen bij de actuele stuuruitslag – dit
vereenvoudigt het achteruit inparkeren, achteruit-
rijden in krappe ruimten en aankoppelen van aan-
hangers. De contouren van de auto worden bij
benadering aangegeven met streepjeslijnen. De
hulplijnen zijn te deactiveren - zie hoofdstuk
Instellingen (p. 267).
Als de auto tevens uitgerust is met Parkeerhulp-
sensoren * (p. 260), illustreren gekleurde velden
op grafische wijze de afstand tot geregistreerde
obstakels, zie het kopje "Auto's met parkeerhulp-
sensoren achter" verderop.
De camera wordt ca. 5 seconden na uitschake-
ling van de achteruitversnelling gedeactiveerd, of
eerder als de rijsnelheid oploopt tot boven
10 km/h (6 mph) vooruit of 35 km/h (22 mph)
achteruit.
Lichtomstandigheden
De cameraweergave wordt automatisch aange-
past aan de heersende lichtomstandigheden. Dit
kan ertoe leiden dat de beeldweergave ietwat
kan variëren wat lichtsterkte en kwaliteit betreft.
Slechte lichtomstandigheden leveren mogelijk
een iets slechtere beeldkwaliteit op.
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
}}
265