Adaptieve cruisecontrol* - functie
Functie-overzicht
9
.
Waarschuwingssymbool – afremmen noodza-
kelijk
Knoppenset op het stuurwiel (p. 88)
Radarsensor (p. 220)
De adaptieve cruisecontrol bestaat uit een
cruisecontrol die gekoppeld is aan een afstands-
houder.
9
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
De file-assistent (p. 213) van auto's met een automatische versnellingsbak kan een interval aan van 0–200 km/h (0–125 mph).
10
WAARSCHUWING
De adaptieve cruisecontrol is geen systeem
dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in zodra u
merkt dat het systeem een voorligger niet
registreert.
De adaptieve cruisecontrol reageert niet op
voetgangers of dieren noch op kleinere voer-
tuigen, zoals fietsen of motorfietsen e.d.
Tegenliggers, langzaam rijdende en stil-
staande voertuigen of vaste obstakels worden
eveneens genegeerd.
Gebruik de adaptieve cruisecontrol niet in
stadsverkeer of verkeersdrukte, op kruisingen,
bij gladheid, hevige regen- of sneeuwval of
slecht zicht en evenmin op weggedeelten met
een dikke laag water of sneeuwmodder, op
bochtige wegen of op op- en afritten.
De afstand tot het verkeer voor u wordt in prin-
cipe gemeten met een radarsensor. De cruise-
control regelt de snelheid door de stand van de
gasklep aan te passen en zo nodig af te remmen.
Het is volkomen normaal dat de remmen enige
geluiden produceren, wanneer de adaptieve
cruisecontrol ze aanspreekt.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
WAARSCHUWING
Het rempedaal beweegt, wanneer de adap-
tieve cruisecontrol remt. Laat uw voet niet
onder het rempedaal rusten – deze kan
bekneld raken.
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar het
door u ingestelde tijdsverschil (p. 211) aan te
houden ten opzichte van voorliggers in dezelfde
rijstrook. Als de radarsensor geen voorligger
registreert, houdt de auto in plaats daarvan de
snelheid aan die op de cruisecontrol werd inge-
steld. Dit gebeurt ook als de snelheid van de
voorligger de ingestelde snelheid overschrijdt.
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar de snel-
heid zo weinig mogelijk aan te passen. In situ-
aties waarin krachtig moet worden geremd, dient
de bestuurder dan ook zelf te remmen. Dit is bij-
voorbeeld het geval bij grote snelheidsverschillen
of als de voorligger krachtig remt. Door beperkin-
gen van de radarsensor (p. 220) is het mogelijk
dat er onverwachts of helemaal niet wordt
geremd.
De adaptieve cruisecontrol is te activeren om een
tijdsverschil aan te houden ten opzichte van een
voorligger bij snelheden vanaf 30 km/h
(20 mph) tot een maximumsnelheid van
200 km/h (125 mph). Als de snelheid tot onder
30 km/h (20 mph) daalt of als het motortoeren-
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
10
}}
207