Sluiten:
Openen:
7.4.6
Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL
Hor
De hor is vast met de vouwverduistering verbonden. Bij het openen van de
hor wordt de vouwverduistering meegeleid.
De hor in het midden van de afsluitstaaf (Afb. 49,2) vastpakken en voor-
zichtig helemaal naar beneden trekken.
De hor aan de afsluitstaaf van de vouwverduistering (Afb. 49,4) lang-
zaam terugbrengen.
Plissé aan het raam van de alternatieve opbouwdeur
Om een warmteophoping aan het raam van de alternatieve opbouwdeur
te voorkomen, de plissé (Afb. 50,1) bij directe warmtestraling op een kier
open laten.
Afb. 50
Alternatieve opbouwdeur
7.5
Dakluiken
In het voertuig zijn dakluiken met en zonder kunstmatige ventilatie inge-
bouwd.
De ventilatieopeningen van de kunstmatige ventilatie altijd open hou-
den. Kunstmatige ventilatieopeningen nooit afdekken, bijv. met een
wintermat, of dichtzetten. Kunstmatige ventilatieopeningen vrijhouden
van sneeuw en bladeren.
De dakluiken zijn met een hor en al naargelang de uitvoering met een
verduisteringsrollo resp. een vouwverduistering uitgerust. De verduiste-
ringsrollo springt na het losmaken van de vergrendeling door trekkracht
automatisch terug in de uitgangspositie. Om het trekmechanisme niet te
beschadigen, de verduisteringsrollo vasthouden en langzaam in de uit-
gangspositie terugbrengen.
Rolgordijnen niet gedurende langere tijd gesloten houden, anders kan er
materiaalvermoeidheid optreden.
Als het verduisteringsrollo resp. de vouwverduistering helemaal is geslo-
ten, kan er bij sterke zonnestraling warmteophoping tussen het verduis-
teringsrollo/de vouwverduistering en het dakluik optreden. Het dakluik
kan beschadigd worden. Daarom bij sterke zonnestraling het verduiste-
ringsrollo/de vouwverduistering maar voor 2/3 sluiten. Het dakluik iets o-
penen of in ventilatiestand brengen.
Wonen
1
Plissé
7
65