Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL
Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. (Gasflessen kunnen
verschillen afhankelijk van het land.)
Voor buitengasflessen zo kort mogelijke slangen gebruiken
(max. 150 cm).
Blokkeer nooit de ventilatieopeningen in de vloer onder de gasflessen.
3.6
Elektrische installatie
Alleen vaklieden aan de elektrische installatie laten werken.
Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan de elektrische in-
stallatie, alle apparaten en lichten uitschakelen, de accu afklemmen
en het voertuig van het net scheiden.
Alleen originele zekeringen met juiste waarden gebruiken.
Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en
verholpen is.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
3.7
Waterinstallatie
Staand water in de watertank of in waterleidingen wordt na korte tijd
ondrinkbaar. Daarom voor ieder gebruik van het voertuig de waterlei-
dingen en de watertank grondig reinigen. Na ieder gebruik van het
voertuig de watertank en alle waterleidingen volledig leegmaken.
Bij een stilstand van meer dan een week de waterinstallatie vóór ge-
bruik van het voertuig ontsmetten (zie sectie 12.3).
Als het voertuig gedurende meerdere dagen niet wordt gebruikt of bij
vorstgevaar niet wordt verwarmd, de totale waterinstallatie leegmaken.
Zorg ervoor dat de 12-V-voorziening op het paneel is uitgeschakeld. De
waterpomp loopt anders warm en kan beschadigd worden. De waterkra-
nen in de middelste stand geopend laten. Alle aftapkranen geopend la-
ten. Zo kunnen vorstschade aan de inbouwapparatuur, vorstschade aan
het voertuig en afzettingen in watervoerende componenten worden ver-
meden.
3
Veiligheid
17