5
Tijdens de rit
Voor het begin van
iedere rit
5.4.1
40
5.2
Rijsnelheid
Het voertuig is met een krachtige motor uitgerust. Zo staan in moei-
lijke verkeerssituaties voldoende reserves ter beschikking. Het hoge
vermogen maakt een hoge eindsnelheid mogelijk en vereist zeer
goede rijcapaciteiten.
Het voertuig is zeer gevoelig voor wind. Bijzonder gevaar levert plot-
seling optredende zijwind.
Ongelijkmatige of eenzijdige belading verandert het rijgedrag.
Op onbekende wegen kunnen moeilijke verhoudingen van de rijbanen
heersen en verrassende verkeerssituaties optreden. Pas daarom voor
uw eigen veiligheid de rijsnelheid telkens aan de verkeerssituatie en
de omgeving aan.
De nationale wettelijke snelheidsbeperkingen aanhouden.
Enkele aanbouwonderdelen kunnen bij hogere snelheden beschadigd
raken:
̶
Als het voertuig met een satellietinstallatie van Teleco is uitgerust:
Niet sneller dan 160 km/u rijden.
̶
Als het voertuig met een Heki-dakluik (mini of midi) is uitgerust: Niet
sneller dan 160 km/u rijden.
5.3
Remmen
Gebreken aan de reminstallatie meteen laten verhelpen door een ge-
autoriseerde werkplaats.
Voor iedere rit door test-remmen controleren:
Functioneren de remmen?
Reageren de remmen gelijkmatig?
Blijft het voertuig tijdens het remmen in het spoor?
5.4
Veiligheidsgordels
Algemeen
Het voertuig is in de woonruimte bij de zitplaatsen, waar volgens de wet een
veiligheidsgordel is voorgeschreven, met veiligheidsgordels uitgerust. Voor
het dragen van gordels gelden de van toepassing zijn de nationale bepa-
lingen.
Voor de rit de gordels omdoen en tijdens de rit omlaten.
Gordels niet beschadigen of klemmen. Laat beschadigde veiligheids-
gordels vervangen door een geautoriseerde werkplaats.
De gordelbevestigingen, het oprolautomatisme en de gordelsloten niet
wijzigen.
Iedere veiligheidsgordel alleen gebruiken voor een volwassen per-
soon.
Voorwerpen niet samen met een persoon vastbinden.
Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL