4
Voor het rijden
Woonopbouw binnen
Gasinstallatie
Elektrische installatie
38
Nr.
Controles
Ramen en dakluiken gesloten en vergrendeld
Televisie van de drager verwijderd en veilig opgeborgen
TV-antenne ingetrokken (voorzover ingebouwd)
Losse delen opgeborgen of bevestigd
Open tableaus afgeruimd
Spoelafdekking veilig opgeborgen
Koelkastdeur vergrendeld
Koelkast omgeschakeld op 12-V-gebruik
Alle laden en luiken gesloten
Woonruimte- en schuifdeuren vergrendeld
Kinderzitjes gemonteerd op zitplaatsen met driepuntsgordels
Wanneer de frontairbag van de passagiersstoel is
geactiveerd, mogen op de passagiersstoel alleen
naar voren gerichte kinderbeveiligingssystemen
worden gebruikt.
Draaistoelvergrendeling voor bestuurdersstoel en passagiers-
stoel vergrendeld
Verduisteringen in de bestuurderscabine geopend en vergren-
deld
Gasflessen in de gaskast tegen verdraaien vastbinden
Als de gasflessen niet op de gasslang zijn aangesloten, altijd
de beschermkap aanbrengen
Hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkranen gesloten
Accuspanning van de start- en woonruimteaccu (zie hoofd-
stuk 9) controleren. Wordt er op het paneel een te lage accu-
spanning getoond, dan moet de betreffende accu worden bij-
geladen. Let op de instructies in hoofdstuk 9
Begin de reis met volledig opgeladen startaccu en
woonruimteaccu.
Gecontro-
leerd
Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL