7
Wonen
Continue ventilatie
7.4.5
Vouwverduistering
Sluiten:
Openen:
64
Afb. 48
Vergrendelingshendel in
stand "continue ventilatie"
Met de vergrendelingshendel kan het dakraam in twee verschillende stan-
den worden gezet:
In stand "continue ventilatie" (Afb. 48)
In stand "vast afgesloten" (Afb. 46)
Om het dakraam in de stand "continue ventilatie" te brengen:
Alle vergrendelingshendels (Afb. 48,3) een kwartslag naar het midden
van het raam draaien.
Het dakraam licht naar buiten duwen.
Alle vergrendelingshendels weer terugdraaien. De vergrendelingsneus
(Afb. 48,2) daarbij telkens in de uitsparing van de raamvergrendeling
(Afb. 48,1) schuiven.
Het dakraam mag tijdens de rit niet in de stand "continue ventilatie" staan.
Bij regen kan er spatwater in de woonruimte binnendringen, als het dakraam
in de stand "continue ventilatie" staat. Daarom het dakraam volledig sluiten.
Vouwverduistering en hor
Afb. 49
Dakraam
De vouwverduistering (Afb. 49,3) is vast met de hor (Afb. 49,1) verbonden.
De vouwverduistering in het midden van de afsluitstaaf (Afb. 49,4) vast-
pakken en voorzichtig naar beneden trekken.
De vouwverduistering op de gewenste positie loslaten. De vouwverduis-
tering blijft in deze positie staan.
De vouwverduistering aan de afsluitstaaf (Afb. 49,4) langzaam terug-
brengen.
Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL