3
Veiligheid
3.1.1
3.1.2
3.1.3
Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL
Hoofdstukoverzicht
In dit hoofdstuk staan belangrijke veiligheidsinstructies. De veiligheidsin-
structies dienen ter bescherming van personen en voorwerpen.
3.1
Brandveiligheid
Voorkomen van brand
Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
Brandbare materialen weg houden van verwarmings- en kookappara-
ten.
Nooit draagbare verwarmings- of kookapparaten gebruiken.
Alleen geautoriseerde vaklieden mogen de elektrische installatie, de
gasinstallatie of de inbouwapparatuur wijzigen.
Brandbestrijding
In het voertuig altijd een poederbrandblusser meenemen. De brand-
blusser moet toegelaten en gekeurd zijn en altijd voor het grijpen lig-
gen.
De brandblusser is niet bij de levering inbegrepen.
De brandblusser regelmatig door geautoriseerde vaklieden laten con-
troleren. Keuringsdatum in acht nemen.
In de buurt van de kookplaat een blusdeken gereedhouden.
Bij brand
Alle inzittenden evacueren.
Elektrische voorziening uitschakelen en van het electriciteitsnet isole-
ren.
Hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten.
Alarm slaan en brandweer roepen.
Brand bestrijden, indien dit zonder risico mogelijk is.
Van de plaats en de bediening van de nooduitgangen op de hoogte stel-
len.
Vluchtwegen vrijhouden.
Gebruiksaanwijzing van de brandblusser in acht nemen.
Als nooduitgangen gelden alle ramen en deuren, die voldoen aan de vol-
gende criteria:
Naar buiten openend of verschuivend in horizontale richting
Openingshoek ten minste 70°
Diameter van de kozijndagmaat ten minste 450 mm
Afstand tot de voertuigbodem maximaal 950 mm
3
Veiligheid
11