5.4.2
Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL
Veiligheidsgordels zijn niet toereikend voor personen met een li-
chaamslengte van minder dan 150 cm. In dat geval extra voorzienin-
gen gebruiken. Letten op keuringscertificaat.
Kinderbeveiligingssystemen uitsluitend op de daarvoor bestemde zit-
plaatsen bevestigen. Wanneer de frontairbag van de passagiersstoel
is geactiveerd, mogen op de passagiersstoel alleen naar voren ge-
richte kinderbeveiligingssystemen worden gebruikt.
Gebruikte veiligheidsgordels na een ongeluk (laten) vervangen.
Tijdens de rit de rugleuning van de stoel niet al te ver naar achter leu-
nen. De werking van de veiligheidsgordel is anders niet meer gega-
randeerd.
Veiligheidsgordel juist dragen
De gordel niet verdraaien. De gordel moet plat tegen het lichaam lig-
gen.
Voor het dragen van de veiligheidsgordel een correcte zithouding aan-
nemen.
De veiligheidsgordel wordt juist gedragen, wanneer de heupgordel onder de
buik en over het heupgewricht loopt. De schoudergordel moet over de borst
en de schouder (niet over de hals) lopen. De gordel moet hierbij altijd strak
tegen het lichaam liggen. Kleding met een dikke voering moet daarom voor
het rijden worden uitgetrokken.
5.5
Kinderbeveiligingssystemen
Kinderen onder de 13 jaar, die kleiner zijn dan 150 cm, tijdens de rit
met een geschikt en officieel goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem
beveiligen.
Kinderen voor het begin van de rit vastmaken en erop letten dat de
kinderen tijdens de rit vastgemaakt blijven.
Als in het voertuig een passagiers-airbag is ingebouwd, dan mag er
op de passagiersstoel geen naar achteren gericht kinderbeveiligings-
systeem ("Reboard-systemen") worden gebruikt. De waarschuwings-
bordjes van het voertuig in acht nemen.
Kinderbeveiligingssystemen uitsluitend op de daarvoor bestemde zit-
plaatsen bevestigen. Wanneer de frontairbag van de passagiersstoel
is geactiveerd, mogen op de passagiersstoel alleen naar voren ge-
richte kinderbeveiligingssystemen worden gebruikt.
Een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem nooit op een
stoel met een ingeschakelde frontairbag gebruiken. Dit kan de
dood of ernstig letsel bij kinderen tot gevolg hebben.
5
Tijdens de rit
41