Capron - 3495607 - 02/23 - EHG-0021-05NL
3.3
Verkeersveiligheid
Voor het begin van de rit de werking van signalerings- en verlichtings-
inrichting, de besturing en de remmen controleren.
Na langere stilstand (ca. 10 maanden) reminstallatie en gasinstallatie
door een geautoriseerde werkplaats laten controleren.
Voor het begin van de rit het hefbed beveiligen.
Voor het begin van de rit en ook na korte ritonderbrekingen controle-
ren of de opstap volledig is ingeklapt.
Voor het begin van de rit alle draaibare stoelen in de rijrichting draaien
en vergrendelen. Tijdens de rit moeten de draaibare stoelen in de rij-
richting vergrendeld blijven.
Voor het begin van de rit de televisie veilig opbergen.
Tijdens de rit mogen personen zich alleen ophouden op de toegelaten
zitplaatsen (zie hoofdstuk 5). Het toegelaten aantal zitplaatsen kan
worden afgeleid uit de voertuigpapieren.
Op zitplaatsen geldt de verplichting tot het dragen van veiligheidsgor-
dels.
Voor de rit de gordels omdoen en tijdens de rit omlaten.
Het oponthoud in de alkoof is tijdens de rit verboden.
Bij kinderen altijd gebruik maken van beveiligingen, die voor de betref-
fende lichaamslengte en het gewicht zijn voorgeschreven.
Kinderbeveiligingssystemen uitsluitend op de daarvoor bestemde zit-
plaatsen bevestigen. Wanneer de frontairbag van de passagiersstoel
is geactiveerd, mogen op de passagiersstoel alleen naar voren ge-
richte kinderbeveiligingssystemen worden gebruikt.
Het basisvoertuig betreft een kleine vrachtwagen. Rijstijl dienovere-
enkomstig aanpassen.
Bij onderdoorgangen, tunnels e.d. rekening houden met de totale
hoogte van het voertuig (inclusief daklasten).
In de winter moet voor het begin van de rit het dak sneeuw- en ijsvrij
zijn.
Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de banden-
spanning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt
overmatige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klap-
pen. Het voertuig kan uit controle raken (zie sectie 14.6).
De verwarming niet gebruiken op tankstations. Explosiegevaar!
De verwarming niet gebruiken in gesloten ruimten. Verstikkingsge-
vaar!
Voor het begin van de rit de bijlading in het voertuig gelijkmatig verdelen
(zie hoofdstuk 4).
Bij het beladen van het voertuig en tijdens pauzes in de rit, bijvoorbeeld
bij het overladen van bagage of levensmiddelen, de technisch toelaat-
bare maximummassa en de technisch toelaatbare maximummassa op
de as in acht nemen (zie voertuigpapieren).
Voor het begin van de rit de kastdeuren, deur van toiletruimte, alle laden
en luiken sluiten. De deurbeveiliging van de koelkast vergrendelen.
Voor het begin van de rit ramen en dakluiken sluiten.
3
Veiligheid
13