Parameterbeschrijving
Ingest. ref. bit
Ingest. ref. 0
Ingest. ref. 1
Ingest. ref. 2
Ingest. ref. 3
Ingest. ref. 4
Ingest. ref. 5
Ingest. ref. 6
Ingest. ref. 7
Tabel 3.9 Digitale ingangen – vooraf
ingestelde referentiebits
[19] Ref. vasthouden
Houdt de huidige referentie vast. De
vastgehouden referentie is nu het
inschakelpunt/de voorwaarde voor het
gebruik van versnellen en vertragen. Als
Snelh. omh./Snelh. omlaag wordt
gebruikt, volgt de toerentalverandering
altijd ramp 2 (parameter 3-51 Ramp 2
aanlooptijd en parameter 3-52 Ramp 2
uitlooptijd) in het bereik 0 -
parameter 3-03 Max. referentie. (Zie
parameter 20-14 Max. referentie/terugk.
voor een regeling met terugkoppeling).
[20] Uitgang vasth.
Houdt de huidige motorfrequentie (in
Hz) vast. De vastgehouden motorfre-
quentie is nu het inschakelpunt/de
voorwaarde voor het gebruik van Snelh.
omh. en Snelh. omlaag. Als Snelh. omh./
Snelh. omlaag wordt gebruikt, volgt de
toerentalverandering altijd ramp 2
(parameter 3-51 Ramp 2 aanlooptijd en
parameter 3-52 Ramp 2 uitlooptijd) in het
bereik 0 - parameter 1-23 Motorfre-
quentie.
LET OP
Als Uitgang vasth. actief is, kan de
frequentieregelaar niet worden
gestopt via een laag [8] Start-
signaal. De frequentieregelaar
wordt gestopt via een klem die is
geprogrammeerd voor [2] Vrijloop
geïnv. of [3] Vrijloop & reset inv.
[21] Snelh. omh.
Selecteer [21] Snelh. omh. of [22] Snelh.
omlaag als digitale besturing voor het
verhogen/verlagen van het toerental
gewenst is (motorpotentiometer).
Selecteer [19] Ref. vasthouden of [20]
Uitgang vasth. om deze functie te
activeren. Als Snelh. omh./omlaag korter
dan 400 ms wordt geactiveerd, wordt
de totale referentie verhoogd/verlaagd
met 0,1%. Als Snelh. omh./omlaag
langer dan 400 ms wordt geactiveerd,
MG11CE10
Programmeerhandleiding
2
1
0
0
0
0
[22] Snelh. omlaag
0
0
1
[23] Setupselectie bit 0 Selecteert een van de 4 setups. Stel par.
0
1
0
0
1
1
[24] Setupselectie bit 1 Zie [23] Setupselectie bit 0.
1
0
0
[32] Pulsingang
1
0
1
1
1
0
1
1
1
[34] Ramp bit 0
[36] Netstoring geïnv.
[37] Brandmodus
[52] Startvoorwaarde
[53] Handmatige start
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
volgt de totale referentie de instelling in
aan-/uitloopparameter 3-x1/3-x2.
Zie [21] Snelh. omh.
0-10 in op [9] Multi setup.
Selecteer [32] Pulsingang wanneer een
pulsreeks wordt gebruikt als referentie
of terugkoppeling. Schaling is mogelijk
via parametergroep 5-5*.
Selecteer welke ingang moet worden
gebruikt. Logische 0 selecteert ramp 1,
terwijl logische 1 ramp 2 selecteert.
Activeert de in
parameter 14-10 Netstoring ingestelde
functie. Netstoring is actief in een
logische-0-situatie.
Als dit signaal wordt geschakeld, wordt
de frequentieregelaar in de brandmodus
gezet en worden alle andere
commando's genegeerd. Zie 24-0*
Brandmodus.
De ingangsklem waarvoor Startvoor-
waarde is geprogrammeerd, moet
logische 1 zijn om een startcommando
te kunnen accepteren. Startvoorwaarde
heeft een logische AND-functie die
gerelateerd is aan de klem die is
geprogrammeerd voor [8] Start, [14] Jog
of [20] Uitgang vasth. Er moet aan beide
voorwaarden zijn voldaan voordat de
motor kan worden gestart. Als
Startvoorwaarde is geprogrammeerd
voor meerdere klemmen, hoeft [52]
Startvoorwaarde slechts op 1 van de
klemmen logische 1 te zijn om de
functie uit te voeren. Het digitale
uitgangssignaal voor Startverzoek ([8]
Start, [14] Jog of [20] Uitgang vasth.) dat
is geprogrammeerd in parametergroep
5-3* Digitale uitgangen of parame-
tergroep 5-4* Relais, wordt niet
beïnvloed door Startvoorwaarde.
LET OP
Als er geen startvoorwaarde-
signaal wordt toegepast, maar wel
het commando Start, Jog of
Uitgang vasth. wordt gegeven,
geeft de statusregel op het
display respectievelijk
Startverzoek, Jog-verzoek of
Verzoek vasth. weer.
Als dit signaal wordt toegepast, wordt
de frequentieregelaar in de handmodus
gezet alsof er op [Hand On] op het LCP
is gedrukt en wordt een normaal
stopcommando genegeerd. Als het
3
3
77