Parameterbeschrijving
Detectie geen flow
Deze functie dient om een situatie zonder flow te detecteren in pompsystemen waarvan alle kleppen kunnen worden
gesloten. Kan worden gebruikt bij besturing via de ingebouwde PI-regelaar in de frequentieomvormer of een externe PI-
regelaar. Programmeer de actuele configuratie in parameter 1-00 Configuratiemodus.
Configuratiemodus voor
•
Ingebouwde PI-regelaar: met terugkoppeling
•
Externe PI-regelaar: zonder terugkoppeling
LET OP
Voer een aanpassing voor situaties zonder flow uit voordat u de parameters voor de PI-regelaar instelt.
FC
P
Tabel 3.23 Detectie geen flow
Detectie geen flow
Detectie geen flow is gebaseerd op een meting van toerental en vermogen. De frequentieomvormer berekent het vermogen
bij geen flow voor een bepaald toerental.
Deze samenhang is gebaseerd op de aanpassing van 2 sets van toerental en een bijbehorend vermogen bij geen flow. Door
het vermogen te bewaken, is het mogelijk om situaties zonder flow te detecteren in systemen met een fluctuerende
zuigdruk of wanneer de pomp een vlakke karakteristiek heeft bij lagere toerentallen.
De 2 datasets moeten worden gebaseerd op vermogensmetingen bij circa 50% en 85% van het maximale toerental met
gesloten klep(pen). De gegevens worden geprogrammeerd in parametergroep 22-3* Verm.aanp. geen flow. Het is ook
mogelijk om [0] Laag verm. autosetup (parameter 22-20 Laag verm. autosetup) uit te voeren, waarbij het inbedrijfstellings-
proces automatisch wordt doorlopen en de gemeten gegevens automatisch worden opgeslagen. De frequentieomvormer
moet in parameter 1-00 Configuratiemodus zijn ingesteld op [0] Geen terugk. om de autosetup te kunnen uitvoeren (zie
parametergroep 22-3* Verm.aanp. geen flow).
LET OP
Bij gebruik van de ingebouwde PI-regelaar moet u de vermogensaanpassing bij geen flow instellen voordat u de
parameters voor de PI-regelaar instelt.
MG11CE10
Programmeerhandleiding
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
3
3
171