Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss VLT HVAC Drive FC 102 Programmeerhandleiding pagina 177

B&p elektromotoren
Verberg thumbnails Zie ook voor VLT HVAC Drive FC 102:
Inhoudsopgave

Advertenties

Parameterbeschrijving
22-36 Hoge snelh. [tpm]
Range:
Size
[ 0 -
related
par. 4-13
*
RPM]
3
3
22-37 Hoge snelh. [Hz]
Range:
Size
[ 0 -
related
par.
*
4-14 Hz]
22-38 Verm. hoge snelh. [kW]
Range:
Size
[ 0 -
related
5.50
*
kW]
22-39 Verm. hoge snelh. [pk]
Range:
Size
[ 0 -
related
7.50
*
hp]
176
®
VLT
Functie:
Moet worden gebruikt als
parameter 0-02 Eenh. motortoerental is
ingesteld op [0] TPM (parameter niet
zichtbaar als [1] Hz is geselecteerd).
Stel het toerental in voor een niveau van
85%.
Deze functie wordt gebruikt om de
benodigde waarden voor de fijnafstelling
van Detectie geen flow op te slaan.
Functie:
Moet worden gebruikt als
parameter 0-02 Eenh. motortoerental is
ingesteld op [1] Hz (parameter niet
zichtbaar als [0] TPM is geselecteerd).
Stel het toerental in voor een niveau van
85%.
Deze functie wordt gebruikt om de
benodigde waarden voor de fijnafstelling
van Detectie geen flow op te slaan.
Functie:
Moet worden gebruikt als
parameter 0-03 Regionale instellingen is
ingesteld op [0] Internationaal (parameter
niet zichtbaar als [1] Noord-Amerika is
geselecteerd).
Stel het energieverbruik in voor een
toerental van 85%.
Deze functie wordt gebruikt om de
benodigde waarden voor de fijnafstelling
van detectie van geen flow op te slaan.
Functie:
Moet worden gebruikt als
parameter 0-03 Regionale instellingen is
ingesteld op [1] Noord-Amerika (parameter
niet zichtbaar als [0] Internationaal is
geselecteerd).
Stel het opgenomen vermogen in voor een
toerental van 85%.
Deze functie wordt gebruikt om de
benodigde waarden voor de fijnafstelling
van Detectie geen flow op te slaan.
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
HVAC Drive FC 102
3.20.3 22-4* Slaapstand
Als de belasting op het systeem het mogelijk maakt om de
motor te stoppen, en de belasting wordt bewaakt, kan de
motor worden gestopt door de slaapmodusfunctie in te
schakelen. Dit is geen normaal stopcommando, maar de
motor loopt uit tot 0 tpm en wordt niet meer voorzien van
spanning. Als het systeem in de slaapmodus staat, worden
bepaalde condities bewaakt om te bepalen wanneer het
systeem weer wordt belast.
De slaapmodus kan worden geactiveerd via Detectie geen
flow/Detectie lage snelh. (te programmeren via de
parameters voor Detectie geen flow; zie het signaalflow-
schema in parametergroep 22-2* Detectie geen flow) of via
een extern signaal dat wordt toegepast op 1 van de
digitale ingangen (te programmeren als [66] Slaapstand via
de parameters voor het configureren van de digitale
ingangen in parametergroep 5-1*). De slaapmodus wordt
alleen geactiveerd wanneer er geen reactiveringscondities
aanwezig zijn.
Om het mogelijk te maken om bijvoorbeeld een elektro-
mechanische flowschakelaar te gebruiken om een conditie
zonder flow te detecteren en de slaapmodus in te
schakelen, vindt de actie plaats op de stijgende flank van
het toegepaste externe signaal (anders zou de frequentie-
regelaar nooit meer uit de slaapmodus komen, aangezien
het signaal continu aangesloten zou zijn).
LET OP
Als de slaapmodus moet worden gebaseerd op Detectie
geen flow/Detectie lage snelh., moet
parameter 22-23 Functie geen flow worden ingesteld op
[1] Slaapstand.
Als parameter 25-26 Destaging bij geen flow is ingesteld op
[1] Ingesch., wordt door het inschakelen van de
slaapmodus een commando naar de cascaderegelaar (als
deze is ingeschakeld) gestuurd om secundaire pompen
(vast toerental) gefaseerd uit te schakelen voordat de
hoofdpomp (variabel toerental) wordt gestopt.
Wanneer de slaapmodus actief wordt, verschijnt de tekst
Slaapstand op de onderste statusregel van het LCP.
Zie ook het signaal-flowschema in hoofdstuk 3.20.1 22-2*
Detectie geen flow.
Er zijn 3 manieren om de slaapmodusfunctie te gebruiken:
MG11CE10

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave