Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Staging-Modus Bij Wissel - Danfoss VLT HVAC Drive FC 102 Programmeerhandleiding

B&p elektromotoren
Verberg thumbnails Zie ook voor VLT HVAC Drive FC 102:
Inhoudsopgave

Advertenties

Parameterbeschrijving

25-56 Staging-modus bij wissel

Option:
Functie:
Deze parameter is alleen actief als
parameter 25-50 Wisseling hoofdpomp niet is
ingesteld op [0] Uit.
Het gefaseerd in- en uitschakelen van pompen is
mogelijk op 2 manieren. Een trage overgang zorgt
voor een soepele in- en uitschakeling. Een snelle
overgang zorgt ervoor dat het gefaseerd in- en
uitschakelen zo snel mogelijk verloopt; de pomp met
variabel toerental wordt enkel uitgeschakeld
(vrijloop).
[0]
Traag Bij een wisseling zal de pomp met variabel toerental
het toerental verhogen tot het maximale toerental
*
en dit vervolgens verlagen tot stilstand.
[1]
Snel
Bij een wisseling zal de pomp met variabel toerental
het toerental verhogen tot het maximale toerental
en vervolgens vrijlopen tot stilstand.
Afbeelding 3.81 geeft een voorbeeld van staging met een
trage overgang. De pomp met variabel toerental (bovenste
grafiek) en 1 pomp met vast toerental (onderste grafiek)
werken beide voordat het staging-commando wordt
gegeven. Als het commando [0] Traag is ingeschakeld,
wordt een wisseling uitgevoerd door het toerental van de
pomp met variabel toerental te verhogen tot de in
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] of
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] ingestelde
waarde en vervolgens te vertragen tot het nultoerental. Na
een vertraging voorafgaand aan het starten van een
nieuwe pomp (parameter 25-58 Draai volg. pompvertr.)
wordt het toerental van de volgende hoofdpomp
(middelste grafiek) verhoogd en wordt een andere, eerdere
hoofdpomp (bovenste grafiek) na de vertraging
voorafgaand aan draaien op het net (parameter 25-59 Draai
op netvertr.) toegevoegd als een pomp met vast toerental.
De volgende hoofdpomp (middelste grafiek) wordt
vertraagd tot de ingestelde waarde van Motorsnelh. lage
begr. en vervolgens in staat gesteld om het toerental te
variëren om de systeemdruk te handhaven.
MG11CE10
Programmeerhandleiding
Afbeelding 3.81 Staging-modus bij wissel
25-58 Draai volg. pompvertr.
Range:
0.1
s
5 s]
*
25-59 Draai op netvertr.
Range:
0.5
s
25-58 - 5
*
s]
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
Functie:
[0.1 -
Deze parameter is alleen actief als
parameter 25-50 Wisseling hoofdpomp niet is
ingesteld op [0] Uit.
Deze parameter bepaalt hoeveel tijd er moet
verstrijken tussen het stoppen van de oude pomp
met variabel toerental en het starten van een
andere pomp als de nieuwe pomp met variabel
toerental. Zie parameter 25-56 Staging-modus bij
wissel, Afbeelding 3.81 voor uitleg over staging en
wisselen.
Functie:
[ par.
Deze parameter is alleen actief als
parameter 25-50 Wisseling hoofdpomp niet is
ingesteld op [0] Uit.
Deze parameter bepaalt hoeveel tijd er moet
verstrijken tussen het stoppen van de oude
pomp met variabel toerental en het starten van
deze pomp als de nieuwe pomp met vast
toerental. Zie Afbeelding 3.81 voor uitleg over
staging en wisselen.
3
3
213

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave