Parameterbeschrijving
3.3.7 1-5* Bel. onafh. inst.
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid
Deze parameter is niet zichtbaar op het LCP.
Range:
Functie:
LET OP
100 %
[0 -
300 %]
*
Parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid heeft geen effect als
parameter 1-10 Motorconstructie = [1] PM,
niet-uitspr. SPM.
Gebruik deze parameter in combinatie met
parameter 1-51 Min. snelh. norm. magnetisering
[TPM] om een andere thermische belasting op
de motor te verkrijgen bij lage toerentallen.
Stel de waarde in als een percentage van de
nominale magnetiseringsstroom. Als de instelling
te laag is, wordt het koppel op de motoras
mogelijk beperkt.
Afbeelding 3.8 Motormagnetisering
1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [TPM]
Deze parameter is niet zichtbaar op het LCP.
Range:
Functie:
LET OP
Size
[10 -
related
300
*
Parameter 1-51 Min. snelh. norm.
RPM]
magnetisering [TPM] heeft geen
effect als parameter 1-10 Motorcon-
structie = [1] PM, niet-uitspr. SPM.
Stel het vereiste toerental voor normale
magnetiseringsstroom in. Als het toerental
lager wordt ingesteld dan het motorslip-
toerental, hebben
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid en parameter 1-51 Min. snelh.
norm. magnetisering [TPM] geen betekenis.
Gebruik deze parameter in combinatie
met parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid. Zie Tabel 3.6.
MG11CE10
Programmeerhandleiding
1-52 Min. snelh. norm. magnetisering [Hz]
Deze parameter is niet zichtbaar op het LCP.
Range:
Size
related
*
1-58 Stroom testpulsen vlieg.start
Range:
Size
related
*
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
Functie:
LET OP
[ 0.3 -
10.0 Hz]
Parameter 1-52 Min. snelh. norm.
magnetisering [Hz] heeft geen effect
als parameter 1-10 Motorconstructie =
[1] PM, niet-uitspr. SPM.
Stel de gewenste frequentie voor normale
magnetiseringsstroom in. Als de frequentie
lager wordt ingesteld dan de motorslipfre-
quentie, hebben
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid en parameter 1-51 Min. snelh.
norm. magnetisering [TPM] geen betekenis.
Gebruik deze parameter in combinatie met
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid. Zie Tabel 3.6.
Functie:
[ 0 -
Stel de hoogte in van de magnetiseringsstroom
200
voor de pulsen die worden gebruikt om de
%]
draairichting van de motor te detecteren.
Hogere waarden leiden tot nauwkeurigere
resultaten wanneer de frequentieregelaar
overgedimensioneerd is ten opzichte van de
motor. Het instelbereik en de functie zijn
afhankelijk van parameter 1-10 Motorconstructie:
[0] Asynchroon: [0-200%]
Een lagere waarde verlaagt het geproduceerde
koppel. 100% komt overeen met de volledige
nominale motorstroom. In dit geval is de
standaardwaarde 30%.
[1] PM, niet-uitspr. SPM [0-40%]
Voor PM-motoren wordt een algemene
instelling van 20% aangeraden. Hogere
waarden kunnen voor betere prestaties zorgen.
Voor motoren met een tegen-EMK hoger dan
300 VLL (rms) bij nominaal toerental en een
hoge spoelinductie (meer dan 10 mH) wordt
echter een lagere waarde aangeraden om een
foutieve schatting van het toerental te
voorkomen. Deze parameter is actief wanneer
parameter 1-73 Vlieg. start is ingeschakeld.
3
3
49