Parameterbeschrijving
Parameter 1-10 Motorconstructie
Parameter 2-11 Remweerstand
(ohm)
Parameter 2-12 Begrenzing
3
3
remvermogen (kW)
Parameter 2-13 Bewaking
remvermogen
Parameter 2-15 Remtest
Parameter 2-16 AC-rem max. stroom
Parameter 2-17 Overspanningsreg.
Parameter 4-10 Draairichting motor
Parameter 4-11 Motorsnelh. lage
begr. [RPM]
Parameter 4-12 Motorsnelh. lage
begr. [Hz]
Parameter 4-13 Motorsnelh. hoge
begr. [RPM]
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge
begr. [Hz]
Parameter 4-16 Koppelbegrenzing
motormodus
Parameter 4-17 Koppelbegrenzing
generatormodus
Parameter 4-18 Stroombegr.
Parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
Parameter 4-58 Motorfasefunctie
ontbreekt
Parameter 14-40 VT-niveau
Parameter 14-41 Min. magnetisering
AEO
Parameter 14-42 Min. AEO-
frequentie
Parameter 14-43 Cosphi motor
Tabel 3.3 Motorselectieparameter
3.3.3 SynRM-motor configureren op basis
van VVC
Deze sectie beschrijft het configureren van een SynRM-
motor op basis van VVC
LET OP
De SmartStart-wizard beslaat de basisconfiguratie van
SynRM-motoren.
Stappen voor eerste programmering
Activeer het gebruik van een SynRM-motor door [5] Sync.
Reluctance te selecteren in parameter 1-10 Motorconstructie.
De motorgegevens programmeren
Na het uitvoeren van de stappen voor eerste program-
mering zijn de SynRM-motorgerelateerde parameters in
parametergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav. Motordata en
1-4* Geav. Motordata II beschikbaar. Gebruik de gegevens
42
®
VLT
[0]
[1] PM, niet-
Asynchroon
uitspr. SPM
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
+
+
.
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
HVAC Drive FC 102
op het motortypeplaatje en het motordatablad om de
volgende parameters te programmeren in de aangegeven
volgorde:
x
•
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
•
x
Parameter 1-24 Motorstroom.
•
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
x
•
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
x
Voer een volledige AMA uit via parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA) [1] Volledige AMA insch. of stel
de volgende parameters handmatig in:
x
•
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
x
•
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
•
Parameter 1-44 d-axis Inductance Sat. (LdSat).
x
•
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
x
•
Parameter 1-48 Inductance Sat. Point.
Toepassingsspecifieke aanpassingen
x
Start de motor op het nominale toerental. Controleer de
VVC
+
SynRM-instellingen als de toepassing niet goed
x
werkt. Tabel 3.4 bevat toepassingsspecifieke aanbevelingen:
x
Toepassing
x
Toepassingen met lage
x
massatraagheid
I
/I
< 5
Load
Motor
Toepassingen met lage
massatraagheid
50 > I
/I
Load
Motor
Toepassingen met hoge
massatraagheid
I
/I
> 50
Load
Motor
Hoge belasting bij laag
toerental
< 30% (nominaal
toerental)
Instellingen
Verhoog parameter 1-17 Filtertijdcon-
stante spanning met een factor 5 tot
10.
Verlaag parameter 1-14 Verst.
demping.
Verlaag parameter 1-66 Min. stroom
bij lage snelh. (< 100%).
Handhaaf de standaardwaarden.
> 5
Verhoog parameter 1-14 Verst.
demping, parameter 1-15 Low Speed
Filter Time Const. en
parameter 1-16 High Speed Filter Time
Const..
Verhoog parameter 1-17 Filtertijdcon-
stante spanning.
Verhoog parameter 1-66 Min. stroom
bij lage snelh. om het startkoppel
aan te passen. Een stroom van 100%
geeft het nominale koppel als
startkoppel. Deze parameter werkt
onafhankelijk van
parameter 30-20 High Starting Torque
Time [s] en parameter 30-21 High
Starting Torque Current [%].
Gedurende langere tijd werken bij
een stroomniveau hoger dan 100%
kan leiden tot oververhitting van de
motor.
MG11CE10