Parameterbeschrijving
1-79 Max starttijd compressor tot uitsch
Range:
LET OP
5 s
[0 -
*
10 s]
Parameter 1-79 Max starttijd compressor tot
uitsch heeft geen effect als
3
3
parameter 1-10 Motorconstructie = [1] PM,
niet-uitspr. SPM.
De tijd vanaf het moment dat het startsignaal
wordt gegeven tot aan het moment dat het
toerental de in parameter 1-77 Max startsnelh
compressor [tpm] ingestelde waarde overschrijdt,
mag de in de parameter ingestelde waarde niet
overschrijden. Als de ingestelde tijd wordt
overschreden, wordt de frequentieregelaar
uitgeschakeld en wordt Alarm 18, Start mislukt
gegenereerd.
Elke tijd die in parameter 1-71 Startvertraging wordt
ingesteld om een startfunctie te kunnen gebruiken,
moet binnen de tijdslimiet worden uitgevoerd.
3.3.10 1-8* Stopaanpassingen
1-80 Functie bij stop
Option:
[0]
Vrijloop
*
[1]
DC-houd/
motorvoorverw
[2]
Motorcontr,
waarsch
[6]
Motorcontr,
alarm
54
Functie:
Functie:
Selecteer de functie van de frequentiere-
gelaar na een stopcommando of wanneer
de frequentie is uitgelopen naar de instel-
lingen in parameter 1-81 Min. snelh. functie
bij stop [RPM].
De beschikbare opties zijn afhankelijk van
de instelling in parameter 1-10 Motorcon-
structie:
[0] Asynchroon:
[0] Vrijloop
[1] DC-houd/motorvoorverw
[2] Motorcontr, waarsch.
[6] Motorcontr, alarm
[1] PM, niet-uitspr. SPM:
[0] Vrijloop
Laat de motor vrijlopen.
Voorziet de motor van een DC-
houdstroom (zie parameter 2-00 DC-houd/
voorverw.stroom).
De frequentieregelaar genereert een
waarschuwing als 1 of meer fasen
ontbreken.
De frequentieregelaar genereert een
alarm als 1 of meer fasen ontbreken.
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
®
VLT
HVAC Drive FC 102
1-81 Min. snelh. functie bij stop [RPM]
Range:
Size related
1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz]
Range:
Size related
3.3.11 Uitschakeling (trip) bij minimaal
Via parameter 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] en
parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz] kan een
minimaal motortoerental worden ingesteld om te zorgen
voor een goede oliedistributie.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij het werken op de
stroomgrens vanwege een defect in de compressor, kan
het motortoerental tot onder het minimale motortoerental
worden onderdrukt. Het is mogelijk om een uitschakel-
limiet in te stellen om beschadiging van de compressor te
voorkomen. Als het motortoerental lager wordt dan deze
limiet, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld en wordt
er een een alarm (A49) gegenereerd.
Een reset vindt plaats op basis van de in
parameter 14-20 Resetmodus geselecteerde instelling.
Als de uitschakeling (trip) plaats moet vinden bij een
tamelijk specifiek toerental (tpm), moet u
parameter 0-02 Eenh. motortoerental instellen op TPM en
gebruikmaken van slipcompensatie, in te stellen in
parameter 1-62 Slipcompensatie.
LET OP
Om de grootste nauwkeurigheid te verkrijgen met de
slipcompensatie, kunt u het beste een Automatische
aanpassing van de motorgegevens (AMA) uitvoeren.
Deze functie kan worden ingeschakeld via
parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA).
LET OP
Een uitschakeling (trip) is niet actief bij gebruik van een
normaal stop- of vrijloopcommando.
Functie:
[0 - 600
Stel het toerental in waarbij
*
RPM]
parameter 1-80 Functie bij stop moet
worden geactiveerd.
Functie:
[ 0 - 20.0
Stel de uitgangsfrequentie in waarbij
*
Hz]
parameter 1-80 Functie bij stop moet
worden geactiveerd.
motortoerental.
MG11CE10