Gebruikerssneltoetsen
Zo kunt u de gewenste functies toewijzen aan de gebruikerssneltoetsen in de sectie USER DEFINED
van het bedieningspaneel, en op deze toetsen drukken om de toegewezen functie uit te voeren.
Deze toewijzingsprocedure wijst de gebruikerssneltoetsen toe voor de gebruiker die momenteel
is ingelogd, maar als u als systeembeheerder bent ingelogd kunt u ook gebruikerssneltoets-
instellingen maken voor het gastaccount.
1
Druk op de knop SETUP in het functieoproep-
gebied om het scherm SETUP op te roepen.
Knop USER SETUP
2
Druk op de knop USER SETUP om het pop-
upvenster USER SETUP op te roepen.
Tab USER
DEFINED KEYS
3
Druk op de tab USER DEFINED KEYS om
de pagina USER DEFINED KEYS te
selecteren.
Als u als systeembeheerder bent ingelogd kunt u ook
de pagina USER DEFINED KEYS for GUEST
selecteren om gebruikerssneltoets-instellingen voor
het gastaccount te maken.
De twaalf knoppen in het scherm komen overeen met
de gebruikerssneltoetsen [1]–[12] op het paneel, en de
functie of parameter die aan elk ervan is toegewezen
wordt onder de corresponderende knop aangegeven.
Als er niets aan de knop is toegewezen, wordt de
indicatie '—' weergegeven.
200
M7CL Gebruikershandleiding
Gebruikerssneltoetsen
Tab USER DEFINED
KEYS for GUEST
4
Druk op de pop-upknop van de gebruikers-
sneltoets waaraan u een functie wilt toe-
wijzen.
Het pop-upvenster USER DEFINED KEY SETUP
verschijnt. In dit venster kunt u een functie selecteren
om aan de gebruikerssneltoets toe te wijzen en de
optieparameters selecteren.
5
Zorg ervoor dat het veld FUNCTION door
een geel kader is omsloten en gebruik ver-
↑
↓
volgens de [
]/[
]-knoppen in het onderste
gedeelte van het veld of de multifunctionele
encoders van het paneel om de functie te
selecteren die u wilt toewijzen.
Als de geselecteerde functie extra parameters heeft,
worden de parameters in het veld PARAMETER 1/2
getoond.
Raadpleeg "Functies die aan gebruikerssneltoetsen
kunnen worden toegewezen" (→ pag. 253) voor details
over de toewijs-bare functies en hun parameters.
6
Als de geselecteerde functie parameters
heeft, druk dan op het veld PARAMETER 1
of 2 om het gele kader te verplaatsen en
selecteer parameters 1 en 2 op dezelfde
manier.
7
Druk op de knop OK om het venster USER
DEFINED KEY SETUP te sluiten.
8
Wijs de gewenste functies aan andere
gebruikerssneltoetsen op dezelfde manier
toe.
9
Druk op de corresponderende USER
DEFINED-toets [1]–[12] op het paneel om
een toegewezen functie uit te voeren.