C Ingangs-/uitgangsmeters
Deze geven het niveau aan van de signalen voor en na
het effect.
9
Selecteer het effecttype en bewerk de
effectparameters.
Raadpleeg "De interne effectparameters bewerken" die
volgt voor details over het bewerken van de
effectparameters.
TIP
• De niveaus van voor en na het effect worden getoond door de
ingangs-/uitgangsmeters rechtsboven in het pop-upvenster
GEQ/EFFECT.
OPMERKING
• Pas het totaalniveau van de effectzend en de effect-
parameters zo aan dat het signaal het oversturingspunt aan
de ingang of de uitgang van het effect niet bereikt.
10
Stel het niveau juist in met de schuif van het
kanaal dat u als de uitgangsbestemming van
het rek hebt geselecteerd in stap 3.
De interne effectparameters
bewerken
Deze sectie legt uit hoe u het effecttype kunt wijzigen en
de parameters kunt bewerken.
1
Plaats een effect in een rek zoals beschre-
ven in de stappen 1–3 "Handelingen met het
virtuele rek" (→ pag. 158).
Een rek waarin een effect is geplaatst toont de vol-
gende informatie.
1
1 Effectnaam/-type
Dit toont de naam van het effect, de naam van het type
dat wordt gebruikt en een afbeelding. Het aantal
ingangs-/uitgangskanalen (1 IN/2 OUT of 2 IN/2
OUT) van dit effect wordt ook getoond.
B Ingangs-/uitgangsmeters
Deze geven het niveau aan van de signalen voor en na
het effect.
2
Druk op het rek waarin het effect dat u wilt
bewerken is geplaatst.
Het pop-upvenster GEQ/EFFECT verschijnt, waar-
door u de parameters van de GEQ of het effect kunt
bewerken. In het pop-upvenster GEQ/EFFECT kunt u
de tabs gebruiken om tussen de acht rekken te
schakelen.
1
3
4
9
1 Knoppen INPUT L/R
Deze knoppen roepen het pop-upvenster OUTPUT
CH SELECT op.
B Knoppen OUTPUT L/R
Deze knoppen roepen het pop-upvenster INPUT CH
SELECT op.
M7CL Gebruikershandleiding
Over de interne effecten
2
2
5
6 7
16
8
171