'Fade' is een functie die vloeiend de schuiven over een aangegeven tijd wijzigt naar de nieuwe
waarden van aangegeven kanalen en DCA-groepen, als u een scène terugroept. De instellingen
van de fadefunctie worden voor elke scène afzonderlijk gemaakt.
1
Druk op het veld SCENE in het functie-
oproepgebied.
Het venster SCENE LIST verschijnt, waarin u ver-
scheidene aan scènegeheugen gerelateerde handelin-
gen kunt uitvoeren.
2
1 Veld SCENE
B Tab FADE TIME
2
Druk op de tab FADE TIME onder in het
venster SCENE LIST.
U kunt tabs gebruiken om de rechterhelft van het
venster SCENE LIST tussen drie verschillende velden
te schakelen. Druk in dat geval op de tab om het veld
FADE TIME op te roepen.
1 Veld FADE TIME
In dit veld kunt u instellingen voor de fadefunctie
maken. De knoppen in dit veld komen overeen met de
scènelijst die in de linkerhelft van het venster SCENE
LIST wordt getoond.
Via het veld CURRENT SETTING (huidige instelling)
kunt u fade-instellingen maken, die zullen worden
gebruikt als u de volgende keer een scèneopslag-
handeling uitvoert.
TIP
• Als u een scène terugroept worden de fade-instellingen van
die scène in CURRENT SETTING gereflecteerd.
De functie Fade gebruiken
1
1
2
3
4
B SET-knoppen
Deze knoppen roepen het pop-upvenster FADE TIME
op.
C FADING-knoppen
Deze knoppen schakelen de fadefunctie aan/uit voor
elk van de scènes.
D Fadetijd
Dit geeft de fadetijd aan (de tijd waarin de schuif de
nieuwe waarde bereikt).
3
Druk op de knop SET om het pop-upvenster
FADE TIME op te roepen.
In dit pop-upvenster kunt u het kanaal selecteren
waarop fade wordt toegepast en kunt u de fadetijd
aanpassen.
1
1 Kanaalweergaveveld
De kanalen of DCA-groepen waarop fade wordt toege-
past zijn gemarkeerd.
B Knop FADE TIME
Deze knop stelt de fadetijd in. U kunt de correspon-
derende multifunctionele encoder gebruiken om deze
aan te passen.
C Knop SET ALL
Als u op deze knop drukt wordt het fade-effect op alle
schuiven van die scène toegepast.
D Knop CLEAR ALL
Als u op deze knop drukt wordt het fade-effect voor
alle schuiven van die scène geannuleerd.
4
Druk op de [SEL]-toetsen van de gewenste
kanalen of DCA-groepen om de kanalen en
DCA-groepen te selecteren waarop het
fade-effect wordt toegepast (meerdere
keuzes zijn mogelijk).
De [SEL]-toetsen van de geselecteerde kanalen en
DCA-groepen lichten op en die kanalen en DCA-groe-
pen worden in het kanaalweergaveveld van het pop-
upvenster gemarkeerd. U kunt de selectie annuleren
door nogmaals op een verlichte [SEL]-toets te druk-
ken, waardoor deze uitgaat.
M7CL Gebruikershandleiding
De functie Fade gebruiken
3 4
2
139
12