BESTUURDERSONDERSTEUNING
||
3 - Positioneren
Als de auto achteruit in het vak is ingeparkeerd,
wordt de auto recht gezet en gepositioneerd.
1. Schakel de 1e versnelling in of D, wacht tot-
dat het stuurwiel is gedraaid en rijd voorzich-
tig vooruit.
2. Stop de auto als hierom met grafische voor-
stellingen en een melding wordt verzocht.
3. Schakel de achteruitversnelling in en rijd
voorzichtig achteruit tot met grafische voor-
stellingen en meldingen wordt verzocht om
te stoppen.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd,
waarna met grafische voorstellingen en een mel-
ding wordt aangegeven dat het insteken is afge-
rond. U moet mogelijk later corrigeren – alleen u
kunt beoordelen of de auto goed geparkeerd
staat.
282
BELANGRIJK
De waarschuwingsafstand is korter, wanneer
de sensoren worden gebruikt door PAP dan
wanneer Park Assist de sensoren gebruikt.
Gerelateerde informatie
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* - symbolen en
meldingen (p. 284)
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* - werking
(p. 280)
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* - beperkingen
(p. 282)
•
Parkeerhulp* (p. 270)
•
Parkeerhulpcamera* (p. 275)
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* (p. 279)
Actieve parkeerhulp (PAP)* -
beperkingen
De PAP-regeling wordt beëindigd:
* Optie/accessoire.