Ontgrendelen – Ontgrendelt de portieren
en de achterklep en deactiveert het alarm.
Bij lang indrukken worden alle zijruiten tegelijker-
tijd geopend. Voor meer informatie, zie Door-
luchtfunctie (p. 187).
De gelijktijdige ontgrendeling van alle portieren is
dusdanig te wijzigen dat bij eenmaal indrukken
van de knop eerst het bestuurdersportier ont-
grendeld wordt en bij de tweede maal indrukken
– één en ander binnen tien seconden – de reste-
rende portieren te ontgrendelen.
U kunt de functie wijzigen in het menusysteem
MY CAR. Voor een beschrijving van het menusys-
teem, zie MY CAR (p. 120).
Duur naderingslicht – Bestemd om de ver-
lichting van de auto op afstand in te schakelen.
Voor meer informatie, zie Approach-verlichting
(p. 106).
Achterklep (p. 188) – Ontgrendelt alleen
de achterklep en deactiveert de alarmfunctie voor
de achterklep.
Paniekfunctie – bestemd om in noodgeval-
len de aandacht van anderen te trekken.
Als u de toets ten minste 3 seconden lang inge-
drukt houdt of tweemaal achtereen binnen 3
seconden indrukt, worden de richtingaanwijzers,
de interieurverlichting en de claxon geactiveerd.
U kunt deze functie met dezelfde toets weer uit-
schakelen, als de functie minimaal 5 seconden
actief geweest is. Anders wordt deze functie na
ca. 3 minuten automatisch uitgeschakeld.
Gerelateerde informatie
•
Transpondersleutel (p. 168)
•
Transpondersleutel met PCC* - unieke func-
ties (p. 174)
•
Vergrendelen/ontgrendelen - vanaf de bui-
tenkant (p. 185)
SLOTEN EN ALARM
Transpondersleutel - bereik
De functies van de transpondersleutel (in basis-
uitvoering) zijn tot op ca. 20 meter afstand van
de auto te gebruiken.
Als de auto niet reageert bij bediening van een
toets – probeer het dan op minder grote afstand
opnieuw.
N.B.
Er kunnen storingen optreden in de transpon-
dersleutelfuncties door radiogolven in de
lucht, omringende gebouwen, topografische
omstandigheden e.d. Het is altijd mogelijk de
auto te vergrendelen/ontgrendelen met het
sleutelblad (p. 176).
Als u de transpondersleutel uit de auto neemt
terwijl de motor draait, sleutelstand I of II (p. 86)
actief is of alle portieren worden gesloten, ver-
schijnt er een waarschuwingsmelding op het
bestuurdersdisplay en klinkt er een kort geluids-
signaal.
De melding verdwijnt wanneer u, nadat de trans-
pondersleutel weer in de auto terug is gebracht,
op de knop OK drukt of wanneer alle portieren
weer dichtstaan.
Gerelateerde informatie
•
Transpondersleutel (p. 168)
•
Transpondersleutel - functies (p. 172)
173
* Optie/accessoire.