N.B.
De achterruitwisser is beveiligd tegen over-
verhitting, zodat de wissermotor wordt uitge-
schakeld bij oververhitting. De achterruitwis-
ser werkt weer na een bepaalde afkoelperi-
ode.
Ruitenwisser achterklep, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet terwijl
de voorste ruitenwissers actief zijn, zal de inter-
valstand van de ruitenwisser op de achterklep
starten
25
. Bij het inschakelen van een andere ver-
snelling valt de ruitenwisser op de achterklep stil.
Als de ruitenwisser op de achterklep echter al op
continue snelheid werkt, vindt er geen wijziging
plaats.
N.B.
Op auto's met een regensensor wordt bij ach-
teruitrijden de achterruitwisser geactiveerd,
op voorwaarde dat de sensor geactiveerd is
en het regent.
Gerelateerde informatie
•
Sproeiervloeistof - bijvullen (p. 402)
Deze functie (intervalstand tijdens achteruitrijden) kunt u desgewenst uitschakelen. Bezoek een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-dealer.
25
Elektrisch bediende ruiten
Vanaf het bedieningspaneel van het bestuur-
dersportier zijn alle elektrisch bediende ruiten te
bedienen. Vanaf de bedieningspanelen van de
overige portieren zijn alleen de ruiten van het
desbetreffende portier te bedienen.
Bedieningspaneel op bestuurdersportier.
Elektrisch kinderslot dat voorkomt dat kinde-
ren de achterportieren vanaf de binnenzijde
kunnen open* en de portierruiten achter kun-
nen openen/sluiten, zie Kinderslot - elektri-
sche activering* (p. 191).
Bedieningsknoppen voor achterste zijruiten
Bedieningsknoppen voor voorste zijruiten
INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
WAARSCHUWING
Let er bij het sluiten van de ruiten vanaf het
bestuurdersportier op dat kinderen en/of
andere inzittenden niet bekneld kunnen
raken.
WAARSCHUWING
Let erop dat kinderen of andere passagiers
niet bekneld raken, wanneer/als u de ruiten
sluit met behulp van de transpondersleutel.
WAARSCHUWING
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn, moet
altijd de stroom naar de elektrisch bedienbare
ruiten worden onderbroken door te kiezen
voor sleutelstand 0 en vervolgens de trans-
pondersleutel mee te nemen uit de auto. Voor
informatie over sleutelstanden, zie contact-
slotstanden - functies in verschillende stan-
den (p. 86).
}}
109
* Optie/accessoire.